woensdag 19 februari 2020

KUNSTMUSEUM DEN HAAG – BREITNER VS ISRAËLS

‘De Nachtwacht’, dat is toch wel een werkstuk van formaat en dan bedoel ik natuurlijk niet alleen de afmetingen. Wij waren ooit in de unieke gelegenheid om het meesterwerk van Rembrandt samen te bekijken zonder dat er iemand anders in de nabijheid was, behalve een suppoost. Hoe dat kwam heb ik beschreven in mijn blog VANITAS... Het was een bijzondere avond die we nooit meer vergeten. In hetzelfde blog ben ik nogal ‘relativerend’ over de waarde van museumbezoek. Het was best gemeend wat ik schreef, maar ook wel een beetje met een knipoog bedoeld. Want, op de keper beschouwd, komen we toch wel met enige regelmaat en veel plezier in diverse paleizen van cultuur van uiteenlopende aard. J. heeft nota bene een Museumjaarkaart en was onlangs nog op bezoek in het vernieuwde Naturalis. Ze was daar samen met mijn zus en ze vonden het helemaal geweldig. Om vijf uur werden de dames met lichte dwang het gebouw uitgebonjourd. Afgelopen jaar hebben we diverse musea bezocht, niet allemaal even interessant uiteraard, maar het ‘Museo Enzo Ferrari’ in Modena was een hoogtepunt. In 2012 geopend en voor liefhebbers van architectuur- en (auto-) historie een aanbeveling. Het valt dus eigenlijk wel mee met ons museumbezoek.



Gisteren, het weer was echt waardeloos, besloten we de zondag te verrijken met een culturele activiteit en reden door regen en wind naar het ‘Kunstmuseum in Den Haag’. Tot voor kort bekend als ‘Gemeentemuseum Den Haag’. Het behoort beslist tot de mooiste musea van Nederland, van binnen maar ook van buiten. Het gebouw, ontworpen door Berlage en geopend in 1935, is op zich al een kunstwerk. Het museum werd vorig jaar hernoemd omdat veel te weinig mensen het kende. Men hoopt met de nieuwe naam meer bezoekers te trekken want er kwamen te vaak mensen aan de deur om te vragen waar ze hun rijbewijs konden verlengen 😂 Het Fotomuseum Den Haag is een losstaand gebouw naast het Kunstmuseum maar is er wel een onderdeel van. Daar moeten we ook nog eens naar toe. Het Kunstmuseum is een juweel. Je mond valt met enige regelmaat open. Vanwege de collectie maar ook vanwege de architectuur, inrichting en aankleding. 


Het museum heeft een collectie die vooral gericht is op moderne kunst. Met name haar Mondriaan collectie is van belang. Het wereldberoemde ‘Victory Boogie Woogie’ hangt hier ook. Dat wist ik niet. Toen ik de historie er ter plekke even over opzocht herinnerden wij ons allebei de commotie weer. De Nederlandse regering had het werk in 1997 voor 82 miljoen gulden van de toenmalige eigenaar in New York gekocht. Best veel publieke centjes voor een schilderij wat niet eens af is. Dat viel dus niet bij iedereen in goede aarde.


Het eerste deel van onze wandeling door het museum was een kennismaking met de vaste collectie en twee tijdelijke. Na een uur was het wel tijd voor een bakkie met een ‘punt’, zoals ik dat pleeg te noemen. Mijn punt was deze reis alleen rond. Een citroen meringue van patisserie Dudok. Niet normaal, wat was dat lekker. Het perfecte taartje! 'Een boterdeegbodem met daarop een citroencoulis met luchtige Zwitserse room en afgewerkt met licht gebrand Italiaans schuim', zoals Dudok het kunstwerkje beschrijft op hun website. Het taartje was het bezoek alleen al waard.


Vervolgens bezochten we de tijdelijke tentoonstelling ‘Breitner vs Israëls – Vrienden en rivalen’, het was de belangrijkste aanleiding om juist naar dit museum te gaan. Ik ben een ‘sucker’ voor het werk van oude meesters. Zij leerden een ambacht als autodidact of binnen een gilde en maakten zich alle basisvaardigheden eigen zoals prepareren van het doek, materialenkennis, kleurenleer, anatomie, perspectief, proporties, vlakverdeling, kunstgeschiedenis, enzovoort. Deze noodzakelijke beheersing van het ambacht was eigen aan alle schilders tot in het begin van de 20e eeuw. Het gold zeker voor de schilders van de Haagse School en, daarna, de Amsterdamse Impressionisten, zoals Isaac Israëls en George Hendrik Breitner. Ik kwam vandaag dus goed aan mijn trekken!


De verkenningen in de schilderkunst in de 19e en 20e eeuw, de weg naar abstractie en andere vormen van visuele communicatie is fascinerend. Piet Mondriaan is een prachtig voorbeeld. Een schilder die zich ontwikkelde van realisme en impressionisme naar neoplasticist, zoals het non-figuratieve werk van hem en zijn stijlgenoten (groep ‘De Stijl’) werd genoemd. Zijn ambacht is natuurlijk niet af te lezen aan geometrische patronen en gekleurde vakjes, maar daar ging het uiteindelijk ook niet meer om. Maar reken maar dat hij zijn vak beheerste. Moderne schilderkunst ontbeert het vaak (niet altijd!) gewoon aan basaal vakmanschap, belang en artistiek momentum. Enkele jaren geleden werden in een galerie in de wijk Soho in Manhattan, bij wijze van grap, schilderijen van kleuters gehangen tussen werken van professionele schilders van de moderne school. Geen bezoeker die het zag… Overigens, met een beetje goeie marketing kom je ook een heel eind. Het onderstaande 'meesterwerk' is in januari dit jaar geveild bij Sotheby’s in Londen voor $ 686.045,-. Ik bedoel maar. Ik houd het er maar op dat smaken verschillen.


Terug naar de tentoonstelling. Beslist één van de beste en mooiste collecties die we ooit hebben bezocht. “Haagse School toch?” als je de naam Isaac Israëls laat vallen. Nee dus. Dat was zijn beroemde en succesvolle vader Jozef. Zoonlief was van een generatie later, zoals ik hiervoor schreef, van de Amsterdamse School, ook wel de ‘Tachtigers’ genoemd. Het gaat hier te ver om context en historie uit de doeken te doen. Op het web is er van alles over te lezen en terug te vinden, maar ik verwijs ook graag naar de briljante website van het museum. Daar is op zich al ontzettend veel interessants te vinden, maar met name de toelichting op de tentoonstelling is erg boeiend.

Het Kunstmuseum heeft ervoor gekozen om de werken van beide kunstenaars in vijf verschillende stadia te verdelen. Vijf chronologische perioden van hun leven waarbinnen het werk van de schilders wordt getoond. Zoals de titel van de tentoonstelling al suggereert, gaat het om een artistieke bokswedstrijd. Israëls en Breitner waren vrienden én rivalen en inspireerden elkaar uiteindelijk tot grote hoogten.


Maar, ik wil hier vooral mijn enthousiasme delen over het schilderij ‘Het transport der kolonialen’ van Isaac Israëls. We kuierden ieder op ons eigen tempo door de verschillende stadia van de tentoonstelling. Ik liep even alleen en genoot van het werk van beide schilders, maar toen ik het ‘transport’ zag viel mijn mond echt open. Ongelofelijk! Het werk, olieverf op doek en geschilderd in de jaren 1883 en 1884, meet 3 meter bij 1,60 meter en maakt dus al indruk door het formaat.


Het doek is een onderdeel van de vaste collectie van het ‘Kröller Müller’ museum. Ik ben zo vrij geweest een deel van de tekst van hun website over dit werk te citeren:

“In de tweede helft van de 19de eeuw vertrekken ruim 70.000 militairen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger naar Nederlands-Indië. Deze lichting KNIL-militairen loopt over de Koningsbrug in Rotterdam om zich in te schepen voor de reis. De vrouw met het kind aan de hand die afscheid neemt van haar man verleent de voorstelling wel dramatiek, maar toch gaat het Isaac Israëls meer om een objectieve weergave dan om een gevoel los te maken.”

Vanwege de relatieve rust, het was bijna sluitingstijd, heb ik op een bankje voor het schilderij zeker een kwartier ademloos zitten kijken. Op het bordje naast het schilderij las ik dat het van 1884 is. Toen was Isaac 18 jaar! Nog een keer gelezen. Ja, het klopte toch echt. Welke schilder in de historie kon op deze leeftijd zoiets maken? Echt ongelofelijk. J. opgezocht. Ze was ergens anders, maar ik was onverbiddelijk; ze moest van mij terug om naar het schilderij te kijken wat ze blijkbaar gemist had. Haar reactie was precies hetzelfde. “Wat een meesterwerk”.


Het bijzondere van dit schilderij is dat het eigenlijk fotografisch is, een bevroren moment. Ik lees dat Isaac een groot aantal oefeningen en voorstudies had gedaan van de omgeving voor dit schilderij. In zijn schetsboeken zijn bij voorbeeld de schoorstenen aan de Leuvenhaven en de leeuwenkoppen op de brug terug te vinden met kleurnotities en al. Maar die mensen? Hoe kon Israëls in vredesnaam al die personen zo natuurgetrouw weergeven zonder ze eerst in een studio te hebben geschetst? Een raadsel. De gezichten zijn authentiek en ‘in het moment’ wat het werk volledig geloofwaardig maakt. Het is een kille en natte herfstdag zo te zien. Let eens op alle rode neuzen en oren. Het rijke contrast en afvallende licht in de verte geven het werk een enorme diepte en dynamiek. Je kunt bijna op de meter af inschatten hoe ver de panden aan de overkant van de gracht zijn verwijderd van het standpunt. Briljant! Enfin, misschien was het werk voor zijn tijd te traditioneel en zat men meer te wachten op vernieuwing. Eerlijk gezegd vind ik de stijl al aardig los en impressionistisch. Maar, als ik wat op internet zoek dan vind ik weinig ophef over dit schilderij, wat het onzes inziens wel verdient. Sterker, met dit waanzinnig mooie kunstwerk verdient Isaac Israëls wat ons betreft een plaatsje, misschien niet tussen, maar zeker naast de grote Nederlandse meesters. Ik zou zeggen, ga beslist eens kijken en vorm zelf een mening. Het is zeker geen verloren tijd en… vergeet het taartje niet!

Ik heb wat foto’s gemaakt met mijn telefoon van ons bezoek. Hier een impressie: KUNSTMUSEUM DEN HAAG 2020


zaterdag 15 februari 2020

REINBERT DE LEEUW – R.I.P.

Op deze pagina’s mag een kort bericht ter herinnering aan Reinbert de Leeuw niet ontbreken. Hij overleed afgelopen vrijdag op 81-jarige leeftijd. Normaliter probeer ik ook in dit soort blogs een persoonlijke noot op te nemen. Een anekdote of zo, maar dat gaat deze keer niet lukken. Ik kan niet zeggen dat ik een groot fan van hem was in de zin dat ik zijn werk op de voet volgde, maar hij maakte op mij grote indruk in de jaren zeventig met zijn interpretaties van het werk van Erik Satie. Ik draaide de LP volledig grijs. Ik was niet de enige want de muziek van Satie werd ontzettend populair en Reinbert zette met zijn zeer ingehouden interpretaties de Franse componist echt op de kaart, ook internationaal. Ik krijg nog steeds kippenvel als ik deze plaat draai.


Reinbert de Leeuw was niet alleen pianist maar ook componist en dirigent. Hij was een groot liefhebber en vertolker van Liszt, maar vooral actief met het werk van de modernisten uit de 20e eeuw zoals Schönberg, Messiaen en Kurtág maar ook minder bekende modernisten haalde hij uit het stof. Uiteindelijk stort hij zich op 78-jarige leeftijd op het dirigeren van Bach's Matthäus Passion. Van twaalftoonsmuziek naar barok, het was nogal wat. Een bijna maniakaal project, zoals ik destijds heb kunnen zien in de documentaire hierover van Cherry Duyns. Dit weekend zendt de NPO deze overigens weer uit! Afgezien van Liszt en Satie valt de meeste muziek van de Leeuw buiten mijn muzikale denkraam, om maar eens een 'heer van stand' te citeren. Behalve Satie heb ik twee uitvoeringen van de Leeuw's hand. Dat zijn ‘De Tijd’ en ‘De Materie’ van Louis Andriessen uitgevoerd met zijn Akso|Schönberg Ensemble. De werken van Andriessen, een vriend van de Leeuw, zijn overigens ook geen dijenkletsers. Al met al is mijn de Leeuw-discotheek behoorlijk 'overzichtelijk'.

Reinbert zat ook met enige regelmaat bij de DWDD aan tafel. De erudiete en eloquente Matthijs van Nieuwkerk en de eigengereide musicus bleken zeer goed door één deur te kunnen. Als de Leeuw te gast was dan zat ik zeer geboeid naar hem te luisteren. In 2010 bracht hij bij Matthijs het stuk 4’33 van John Cage ten uitvoering: ruim 4,5 minuut stilte. Hij ging achter de vleugel zitten en deed 4,5 minuut niets. Kolderiek eigenlijk, maar hij was bloedserieus. Iedereen die mijn blog hiervoor heeft gelezen, zal de nummers 4'33 extra zijn opgevallen. Wel eens van Synchroniciteit gehoord?

De Leeuw was een zeer gedreven en eigenzinnige man, zo zegt men. Hij rookte een pakje shag per dag, trok zich niets aan van conventies en was compromisloos, niet alleen in muzikaal opzicht, zo vertellen degenen die hem goed hebben gekend. Met het overlijden van Reinbert de Leeuw verliest Nederland een belangrijk muzikaal icoon.


ERIK TRUFFAZ QUARTET – BIMHUIS – 9 FEBRUARI 2020

Tijdens de eerste storm van het jaar met de welluidende naam ‘Ciara’, togen wij naar het BIMHUIS in Amsterdam voor een concert van de Franse trompettist Erik Truffaz. ‘Wij’ waren uw scribent, vriend H. en vriend R. achter het stuur van zijn vers aangeschafte BMW 5-serie. Vriend J. zou ook mee gaan maar hij durfde zijn historische grachtenpand niet te verlaten vanwege de angst dat Ciara de dakpannen van zijn huis zou sleuren. Vrouwlief zou in voorkomend geval dan in haar eentje met de gebakken peren zitten en dat wilde hij niet. Een nobele daad dus. Gelegenheid maakt de ‘dief’ en zoon Stijn reed rechtstreeks van zijn werk op eigen gelegenheid naar Amsterdam. Hij was precies op tijd om nog een klein hapje met ons mee te eten in 4'33, het grand café in Het Muziekgebouw en daarna J.’s plaats in te nemen bij het Truffaz concert.

Erik hadden we eerder live gezien op 17 maart 2016 in Rotterdam [Erik Truffaz 2016]. Het was een uitstekend concert in 2016, maar ik miste de interactie met het publiek waardoor het, zo ervoer ik dat, wat werktuigelijk overkwam. Het was deze keer wat dat betreft beslist beter. Erik groette het publiek en introduceerde bij herhaling zijn kompanen. Prima, dat hoort er toch minimaal bij vind ik. Een kwestie van voorkomendheid.

Trouwens, het was de eerste keer dat ik hier was. Het BIMHUIS is een internationaal gerespecteerd concertpodium voor jazz en geïmproviseerde muziek. BIM staat voor Beroepsvereniging van Improviserende Musici. Het is gevestigd in (of aan) het 'Muziekgebouw aan 't IJ' aan de aan de Piet Heinkade, op een steenworp afstand van het Centraal Station. Tot 2005 was het BIMHUIS gevestigd in de binnenstad maar daar ben ik ook nooit geweest. Behoorlijk onbegrijpelijk eigenlijk voor iemand die vanaf zijn 15e naar Jazz en geïmproviseerde muziek luistert... Het Truffaz kwartet trad op in een kleine zaal waar de stoelen in een ‘U’ om het podium zijn gepositioneerd. Erg leuk en we zaten prima en met mooi zicht op de muzikanten. Goede akoestiek en het PA-werk was ook in orde. Volgens ons zaten we in de zaal waar ‘Vrije Geluiden’ wordt opgenomen.


De foto boven is helaas ver onder de maat. Ik had de verkeerde smartphone van huis meegenomen. Stom, maar het geeft toch een beetje een idee.

Het was andermaal duidelijk dat dit kwartet aan de top van de Europese jazz-fusion staat. R. en H. waren twee avonden daarvoor naar Eric Vloeimans geweest. De Nederlandse ‘eventoeter’ van de Franse Erik. Ze vonden de Fransman toch een stuk beter dan onze Nederlander. Eric kletste er nogal wat op los wat de vaart uit het optreden haalde in hun beleving. Bovendien werd er te netjes tussen de lijntjes gespeeld en de bassist speelde zelfs van bladmuziek. Een faux pas… Niets van dat alles bij Franse Erik en zijn kornuiten. Fantastische flow, subliem gespeeld, prachtige interactie en geweldige improvisaties. Af en toe zweefde ik bijna! Stijn en ik vonden de drummer, Artur Hnatek, de koning van de avond, wat een super slagwerker. Benoit Corbaz is al jaren de vaste toetsenist van Truffaz. Ik moet altijd aan Nico Dijkshorn denken als ik hem zie, haha. Het is werkelijk een briljante muzikant, maar H. vond dat-ie deze keer wel erg veel met zijn effectenkastje zat te spelen. Daar zat wel wat in. Ietsje meer Fender en Steinway had een betere keus geweest. Truffaz speelde feilloos en de bassist, Marcello Giuliani, deed keurig zijn werk. Met inbegrip van een toegift was het na een uur en drie kwartier alweer gedaan. Het had van ons nog wel langer mogen duren. 

Erik en zijn muzikanten speelde diverse nummers uit het oudere Truffaz repertoire en voor een deel van hun nieuwe album ‘Lune Rouge’. Vanwege de rijke improvisatie klonk veel ouder werk weer nieuw en opgefrist. Ik adviseer het album te luisteren om een indruk van deze muziek te krijgen. Iedereen streamt tegenwoordig, dus ik hoef hier geen Youtube filmpje of zo te embedden. U komt er vast wel uit. Maar, al met al, een fijne avond met mooie muziek.


Erik Truffaz - trompet
Marcello Giuliani - bas
Benoit Corboz  toetsen
Artur Hnatek - drums

O ja, Ciara had J.'s pannen ongemoeid gelaten. Gelukkig maar en de volgende keer is hij beslist weer van de partij.