Eigenlijk wilde ik een blog publiceren waarin ik wat filmpjes zou delen over ‘bommen en granaten’. Hele gave ‘footage’ van raketten, vliegdekschepen en straaljagers. Ik weet het, allemaal kwalijk wapentuig, maar al die hard core technologie vind ik soms erg fascinerend en misschien sommige lezers ook wel. Vandaar. Ik zat te denken hoe ik de blog zou beginnen en bedacht dat ik een bruggetje zou maken tussen de filmpjes en mijn eigen tijd in militaire dienst. Goed idee. Eerst een paar regels over mijn eigen ‘defensie-ervaring’ en dan het bruggetje. Twee dagen later had ik zeven pagina’s geschreven over mijn diensttijd. Ik dacht dat ik het grotendeels was vergeten, maar het kwam allemaal weer bovendrijven. Vergeet de filmpjes voorlopig maar en neem kennis van mijn, toch wel, bijzondere periode dat ik 'onder de wapenen was'. Ik denk dat voor degenen die ooit in dienst hebben gezeten mijn verhaal wellicht een leuke, of juist minder leuke, schok van herkenning kan betekenen. Voor de anderen denk ik dat het wel eens aardig is om te lezen wat het allemaal behelsde.
In Nederland bestaat nog steeds een dienstplicht voor mannen én vrouwen tussen
de 17 en 45 jaar oud. Dat het ook voor vrouwen van toepassing is heb ik nooit geweten, maar
het staat er echt. Op de website van het Ministerie van Defensie bedoel ik dan.
Niet zo gek dat ik dat niet wist want het geldt pas sinds 1 januari van dit
jaar! De invoering van de dienstplicht voor vrouwen is gebaseerd op de
gelijkwaardigheid van man en vrouw. Kijk, ‘now we are talking’. Haha. Sinds 1
mei 1997 is de opkomstplicht opgeschort maar niet afgeschaft! Als er gedoe komt
dan kan iedereen tot en met de leeftijd van 45 jaar worden opgetrommeld. Maar
sinds augustus 1996 is daar geen sprake van geweest en sindsdien zijn er geen
nieuwe dienstplichtigen meer opgeroepen. Zoon Stijn kreeg ook een keurig
briefje dat hij wel dienstplichtig was maar niet werd opgeroepen.
Maar in 1979 waren die kaarten nog heel anders geschud. In september van dat
jaar begon mijn militaire dienstplicht in Bergen op Zoom. Ik was de enige van
mijn vriendenkring die niet alles op alles had gezet om afgekeurd te worden.
Het was destijds ‘common practice’ in mijn vriendenkring om te zien of S5 kon
worden bemachtigd. S5 kreeg je tijdens de keuring als je een volledig onstabiel
gedrag vertoonde. Lukte dat niet dan werd alles in stelling gebracht om er in
de eerste weken alsnog te worden uitgetrapt. Volksstammen zijn daar zeer
creatief mee omgegaan. Mijn oom Ad, kunstschilder, was één van de eersten. Kort
na de tweede wereldoorlog, het was hartje winter, meldde hij zich bij de
keuring in korte broek, een houten speelgoed-eend op wieltjes achter zich aantrekkend. Aan zo’n malloot was geen behoefte en hij kreeg S5. Naar mate de
jaren vorderden trapten ze er bij de keuring niet meer zo makkelijk in. Al met
al heeft volgens mij geen van mijn vrienden de rit van 18 maanden uitgezeten.
Ik had totaal geen zin in al dat gedoe met die afkeuring. Eigenlijk ook niet in
de dienstplicht maar ik besloot het maar over mij heen te laten komen. Het jaar
daarvoor was ik gekeurd volgens het ABOHZIS systeem waarbij de letters staan
voor Algemene fysieke toestand (A), Bovenlichaam (B) Onderlichaam en rug (O) Horen
(H) Zien (Z) Intelligentie (I) en Stabiliteit (S). De keuring van honderden
magere en pukkelige puberjongens uit alle windstreken werd gedaan door
psychologen en artsen. Ik onderging het braaf maar, ondanks mijn meegaande natuur,
heb ik de ‘morse test’ die dag met opzet gesaboteerd. Iemand had mij daarover
getipt. Mocht je die test onverhoopt goed doen, dan zat je 18 maanden lang in
een hok morse berichten te versturen en te decoderen. Daar had ik even geen zin
in. In het daaropvolgende voorjaar ontving ik een brief van het Ministerie van
Defensie dat ik mij voor de lichting 1979-5 in september moest melden bij de Cort Heyligerskazerne in Bergen op Zoom. Daar zou ik een rijopleiding gaan volgen tot
militair vrachtwagenchauffeur. Ik had in 1975, een paar weken nadat ik achttien was geworden, mijn rijbewijs al op zak. Een auto werd al snel mijn natuurlijke habitat en is dat de rest van mijn leven gebleven. Een opleiding om een militaire vrachtwagen te leren besturen leek mij dus wel wat.
In september reisde ik met de trein af naar Bergen op
Zoom. Met een hele stoet jongens liepen we vanaf het station naar de kazerne. Daar
kregen we instructies hoe en waar we onze spullen konden halen die we blijkbaar
nodig hadden, van beddengoed tot zakmessen. Vervolgens zochten we ons gebouw en
kamer op en maakten kennis met de anderen. Bergen op Zoom was één van de
kazernes waar de rijopleiding tot vrachtwagenchauffeur werd gegeven. Ik haalde
daar het rijbewijs op een zogenaamde ‘drietonner’, de DAF YA-328 waarvan Defensie
er na de tweede wereldoorlog duizenden had aangeschaft. Hij werd ook wel 'Dikke DAF' genoemd. Een rampzalige auto.
Bron foto: www.defensiefotografie.nl
De
DAF had geen stuurbekrachtiging, geen rembekrachtiging, geen verwarming, geen
ventilatie en de ongesynchroniseerde versnellingsbak kon alleen geschakeld
worden door middel van ‘double clutching’ in combinatie met tussengas. De
koppeling kon je niet geleidelijk indrukken, maar moest je met geweld
intrappen. Onvoorstelbaar moeilijk om onder de knie te krijgen én fysiek zwaar.
De motor lag naast je te stampen onder de hoge middentunnel die berijder en bijrijder van elkaar scheidde. Horen en zien verging je. De instructeur zat naast je en gaf in een vast ritme klappen op de middentunnel wanneer je moest ontkoppelen, tussengas moest geven,
schakelen naar vrij, weer tussengas moest geven, naar de volgende versnelling schakelen en tenslotte de koppeling omhoog moest laten komen en gas te geven om weer vaart te maken. In het terrein had je dan ook nog hoge en lage gearing om mee te leren rijden. Buiten het terrein was er natuurlijk ander verkeer én de verkeersregels om rekening mee te houden. Ik heb heel wat jongens zien huilen achter het stuur
met een vloekende instructeur naast zich. Sommige gasten werden er echt helemaal stapelgek van. Behalve het voertuig te leren
beheersen leerden we rijden in alle soorten terreinen en situaties. Van asfalt tot modder- en zandwegen en in colonneverband. Daarnaast kregen we natuurlijk onderricht in techniek, theorie en talloze andere zaken zoals een rijstijl training.
Ik slaagde
cum laude, als ik zo vrij mag zijn. Voor de volledigheid dient vermeld te worden
dat gedurende mijn diensttijd de nieuwste generatie DAF trucks werd geleverd. Die
noemde men ‘viertonner’ en was voorzien van alle moderne techniek die onze oude DAF's zo node miste. Helaas heb ik nooit een viertonner mogen besturen.
Niet bepaald cum laude waren mijn schietprestaties met de
Uzi, ons dienstwapen. Bij één van de schietoefeningen werd onderzocht wie de
talentjes waren. Om de beurt moesten we met een koppel jongens op een rijtje op
ons buik in het zand gaan liggen met je Uzi op een zandzak voor je neus. Binnen
een bepaalde tijd moest je dan een minimale score halen op je eigen doel dat op
enkele tientallen meters afstand recht voor je stond. Na een paar schoten
meldde ik dat mijn helm voor mijn ogen zakte door de terugslag van het
machinegeweer. Ik zag dus niets meer. Ik werd verzocht mijn muil te houden en door
te schieten. Nadat bleek dat ik niets had geraakt, behoudens dat ik de doelen
van mijn buurjongens aan barrels had geschoten, was mijn kans op een mooie
‘sniper’ loopbaan verkeken. Ik zat er niet mee, in tegendeel.
Ik had het prima naar mijn zin in Bergen op Zoom. De
‘maten’ waren aardige gasten en het was een prachtig najaar. Veel rijles en voorts
veel sporten in het zonnetje. Daar was weinig mis mee wat mij betrof. O ja, we
leerden ook marcheren. Best wel grappig vond ik het. Als je met zo’n hele
colonne jongens in één keer rechtsomkeer moest maken dan vereiste de discipline
dat je je voeten in een bepaalde volgorde moest neerzetten om dat soepel te
laten verlopen. Een ritmische choreografie bijna. Dat ritme werd dan ondersteund
door met zijn allen ‘Het bier is weer best’ te roepen en dan liep je met al die
mannen een paar tellen later pardoes 180 graden de andere kant op. Ik vond dat
echt bijzonder leuk. Ik vergeet te vertellen dat mijn rang ‘soldaat derde klasse’ was en dat
ik was ondergebracht bij de Intendance, een soort bevoorradingsdienst van, in mijn geval, de Koninklijke Landmacht.
Ander oefeningen waren natuurlijk een bivak (een legerkampement in de open lucht), de stormbaan, twaalf kilometer hardlopen met volledige bepakking (de 'berenlul') en de gasoefening. In dat laatste geval kreeg je een gasmasker op en leerde je dat te verwisselen bij een andere soldaat. Je werd daarna met zijn allen in een afgesloten ruimte gestuurd waar dan traangas naar binnen werd geblazen. Dan moest je het gasmasker omwisselen en hopen dat het goed ging. Ik vergeet ongetwijfeld nog andere zaken, maar vervelen deden we ons in ieder geval beslist niet. Over het hogere doel van defensie kun je van mening verschillen, maar de opleiding die ik in Bergen op Zoom heb genoten was ronduit erg goed en ik heb er de rest van mijn leven profijt van gehad.
Na de opleiding werd ik ‘paraat’ zoals dat heet en overgeplaatst naar de Generaal Spoor
Kazerne in Ermelo. Hoera, hoera, ik kreeg een elitebaan: privéchauffeur van de
baas van de kazerne. In dit geval een Luitenant-Kolonel, ook wel ‘overste’
genoemd. Maar voor ik de overste rond kon rijden heb ik wel wat af moeten
lijden. De eerste weken waren een fokking hel. Het ene bivak na het andere. Om de paar nachten was het raak.
Midden in de nacht trapte een ‘Kuko’ (Kut Korporaal) dan met een noodklap de
kamer van de slaapzaal open, deed alle TL balken van de slaapzaal aan en
schreeuwde ons vloekend wakker met de mededeling: “Over 10 minuten appèl op de
binnenplaats, stelletje gajes.” Een uur later zat je dan met al je maten te
schudden en kleumen achter in een open drietonner die over een zandpad door een
bos hobbelde. Nog een uur later lag je in een zelf gegraven schuttersput in een
lekkende ‘puptent’ in de regen bij temperaturen rond het vriespunt. De puptent
bestond uit twee aan elkaar geknoopte tenthelften die je zelf met ‘blanco’ (uit te spreken als blenko) waterafstotend moest houden. Ondanks regelmatig en intensief 'blenkoën' bleven de puptentjes lekken als een zeef.
Dan moest je ook nog je wapen droog zien te houden. In ons geval een
Uzi 9 mm pistoolmitrailleur die we tussen de bivakoefeningen leerden
demonteren, oliën en weer in elkaar leerden zetten. De Uzi’s werden bewaard in
het wapendepot als we ze niet nodig hadden.
Het was inmiddels november en de winter deed zich al vroeg van zijn lelijke
kant zien met wind, regen en temperaturen net boven nul. Ondanks het ongemak
doezelde je toch weg in je schuttersputje… Tot de Kuko een uur later weer stond te schreeuwen om ons
voor een mars door het bos heen te godveren. Midden in de nacht. Dat heb ik bij
herhaling moeten doorstaan. Niet leuk. Dat herinner ik mij ook nog: marcheren
door het bos en oefenen dat er een atoombom was gevallen. De kuko riep dan
“flits, flits, flits” en dan moesten wij direct naar de grond duiken. Uiteraard
liepen we dan toevallig op een bospad vol met plassen… Zo’n bivak duurde een
paar dagen. Wat een armoe. Je voelde je een soort vluchteling. Eten werd in je
etensblik geschept uit een enorme gamel vol met lauw doorgekookt vreten. Het
etensblik, een tenthelft, de Uzi en nog tientallen andere items behoorden tot
de PSU, de Persoonlijke Standaard Uitrusting. Je was er zelf verantwoordelijk
voor. Een groot deel van de PSU bewaarde je in je PSU-kast naast je bed in de
slaapzaal. Als je kast bij controle niet in orde was dan hadden sommige kuko’s
het satanische plezier de hele kast met donderend geraas om te gooien. Het
soldaatje mocht dan de kast weer oprichten, netjes inruimen en vervolgens met
een tandenborstel de wc’s schoon maken. Sterke verhalen? Dacht het niet! Allemaal
meegemaakt. O ja, sommige van die militaire spulletjes, zoals zakmessen waren
ook zeer geschikt voor eigen gebruik. Die artikelen raakten regelmatig op
miraculeuze zoek. Men noemde ze OHVT-artikelen. Ook Handig Voor Thuis. Vond ik
wel lollig verzonnen.
Dit is volledige uitrusting:
PSU Nederlandse soldaat
Na een paar weken hielden de oefeningen plotseling op en verzandde
het leven voor de gemiddelde dienstplichtig militair in hangen en vervelen.
Niet voor mij. Ik kreeg de beschikking over een 100 pk VW-bus met stoere
terreinbanden waarmee ik mijn nieuwe rol als Intendance- en privéchauffeur moest
gaan uitoefenen. De VW moest ik ’s avonds op een vaste plek parkeren, maar was
overdag eigenlijk ‘mijn’ auto. Ik haalde de overste er ’s ochtends mee op in zijn
woonplaats in Vaassen en bracht hem ’s avonds weer thuis. Hij kende de omgeving
als geen ander en liet mij de mooiste ‘binnendoor’ paadjes rijden door dit
schitterende deel van de Veluwe. Aardige man, maar met een zenuwtik als hij
in de auto stapte. Niet heel gek want samen met één van mijn dienstplichtige
voorgangers had hij een frontale aanrijding meegemaakt waarbij de jongen het
leven had gelaten. Vreselijk natuurlijk en zeer traumatisch. Na verloop van
tijd merkte ik dat hij zich bij mij veilig begon te voelen en raakte hij meer
ontspannen in de auto. Ik heb mij wezenloos ge-Googled maar ik kan zijn naam
niet meer boven water krijgen.
Anders dan in Bergen op Zoom kwamen mijn krijgsmaten uit de vreemdste uithoeken
van het land. Het merendeel kon ik amper verstaan. Maar het waren verder ook
prima jongens, behalve een boerenjongen uit Drenthe met een enorme zwarte
baard, een spoort Raspoetin. Hij dreef ons tot waanzin door zijn oorverdovende
gesnurk. Op een nacht hebben we hem met bed en al in de gang gezet. Het bed
moest scheef worden gehouden om door de deuropening te kunnen. Raspoetin rolde
tegen het deurkozijn aan en viel bijna uit het bed. Na wat geworstel stond hij
toch netjes in de gang en snurkte gewoon door.
Ik had een luxe baantje. Telegrammen rondbrengen in de regio en af en toe eens
wat wegbrengen of ophalen. Maar de meeste tijd spendeerde ik aan het rondrijden
met de overste naar diverse kazernes, het ministerie in Den Haag of andere
bestemmingen. Op vrijdag reed ik richting het dorp om bij de traiteur schalen
met hapjes en drank te halen voor de vrijdagmiddagborrel in de officiersmess.
Als je geen rang had op basis van een afgeronde opleiding aan het KMA, de
Koninklijke Militaire Academie, was de mess verboden. Niet voor mij, daar
zorgde mijn overste wel voor. Daar stond ik dan te borrelen tussen de
luitenanten en kapiteins, haha.
Als wij samen op pad waren en de overste ergens in overleg moest dan zocht ik
een PMT op voor koffie of een lunch. Het PMT was een Protestant Militair
Tehuis. Ze waren verspreid over heel Nederland. Er was ook een Katholieke
versie, het KMT. Wat nou eigenlijk precies het doel was van die tehuizen kan ik
ook niet meer terugvinden. Ongetwijfeld mooie stichtelijke zaken, maar voor de
dienstplichtigen was het volgens mij meer een koffie- en kroketten restaurant.
Over eten gesproken, ik heb nooit moeite met de militaire kantine gehad. Als er
maar nasi, pasta, patat, appelmoes of kroketten waren was het voor mij al snel
goed. Soms ontstonden er spontaan voedselgevechten in de kantine van de
kazerne. Dat kon niet uitblijven met honderden van die vretende testosteronbommen.
De spaghetti en patat met mayo en appelmoes droop dan van de muren. Ach, die
jongens hadden ook een verzetje nodig.
Ergens in december vertrok ik samen met de overste in een
kleine karavaan van zwarte militaire kaderauto’s. Peugeots 504 met eigen
chauffeur en hoge pieten op de achterbank.
Ik was de enige met een VW-busje. We gingen op verkenning in Drenthe voor een
of andere oefening. Het was steenkoud, grijs en mistig daar in het noorden,
jezus wat een troosteloze sfeer hing daar. Ik stelde mij Siberië zo voor. Aangekomen
bij een heideveld werden de Peugeots geparkeerd en namen de officieren plaats
in mijn bus. Daar was ik niet op voorbereid. In de modderige condities konden
de Franse limo’s natuurlijk niet uit de voeten. “Mijn chauffeur zit nooit vast” riep de overste
zelfverzekerd. Het was waar. Zowel met de rijopleiding in de drietonner en later
met mijn bus had ik mij zelfs in de moeilijkste omstandigheden nooit
vastgereden. Maar met al die officieren aan boord… Ik reed tien meter het
glibberige weggetje in zakte tot mijn assen vast in de zwarte bagger. Geen
beweging meer in te krijgen. Gloeiende, gloeiende. Ik schaamde mij rot. Maar de
officieren waren sportief en stegen allemaal uit om te duwen. Het enige wat ik kon
doen was gas geven. Na een paar minuten duwen, sjorren en gas geven schoot ik
los. Ik keek om en zag de voltallige officiersclub wat verdwaasd naar mijn bus
kijken. Hun smetteloze kostuums zaten van top tot teen onder de bagger van mijn
doorslaande achterwielen. Ik voelde mij bijzonder ongemakkelijk op dat moment,
maar ik had wel een mooi verhaal tot in lengte van dagen.
Kort daarna reisden we, samen met een paar kapiteins, richting Paderborn. De
mannen moesten zich gaan oriënteren op het onderbrengen van manschappen voor een
internationale mobilisatieoefening in Duitsland. Dat was weer erg leuk. We
bezochten dorpen, burgemeesters en een kasteel waar uiteindelijk de manschappen
in de kasteeltuin zouden worden ondergebracht. ’s Avonds was het lekker eten en
drinken. Ik maakte zelfs nog een helikoptervlucht mee in een Alouette III die
een week later neer zou storten. Het is geloof ik wel goed afgelopen. Ach, het
was allemaal niet beroerd die eerste periode, maar dat zou nog wel gaan
veranderen…
De Overste verschafte mij ook nieuwe en verrassende
inzichten. Over de internationale oefeningen zei hij dat de Nederlandse
soldaten met argusogen werden bekeken. Met dat lange haar. Maar je moest dat
zooitje tuig niet onderschatten. Nadenken en eigen initiatief kenmerkten de
laaglanders. Hij gaf een voorbeeld. Tijdens een grote internationale oefening
moesten de soldaten een noodbrug over een rivier bouwen op ongeveer een kilometer
afstand van een echte brug. De Fransen, Engelsen, Italianen en Spanjaarden
gingen ijverig aan de slag en bouwden allemaal een mooie zogenaamde baileybrug.
Toen kwamen de ‘Dutchies’. Ze keken om zich heen, zagen de echte brug in de
verte, staken hun middelvinger op en sjokten allemaal op hun gemak over de
vaste brug naar de overkant. Oplossend vermogen noemden ze dat.
Het was ook de tijd van de kruisraketten die in Nederland geplaatst zouden
worden ten gevolge van het NAVO-dubbelbesluit. In 1981 stonden er bijna een
half miljoen mensen op het Museumplein in Amsterdam tijdens de Anti-kernwapendemonstratie
van 21 november dat jaar. De kruisraketten zijn er nooit gekomen. Wat er wel
lagen waren enkele tientallen Amerikaanse B61 kernbommen, kant en klaar voor
gebruik. Niemand wist dat. Behalve ik dan… en de overste natuurlijk. Hij had
mij dat verteld naar aanleiding van de publieke commotie over de kernwapens. Hij
liet duidelijk doorschemeren dat publiek en pers nooit, maar dan ook nooit
zullen weten wat er zich allemaal achter de internationale politieke schermen
afspeelt. Meer dan dertig jaar later klapt Dries van Agt uit de school over de
B61 bommen in Volkel.
In januari vertrekken we met een lange colonne voertuigen voor een grote internationale
oefening naar NAVO-oefenterrein Bergen-Hohne in de buurt van Hannover op de Lüneburger
Heide. De overste is commandant van de colonne en dat betekent dat ik steeds aan
de colonne vooruit moet rijden om dan verderop stil te staan voor visuele
controle als de stoet voorbij rijdt. De colonne bestaat uit DAF 3- en 4 tonners
en wat ander rollend materieel. De winter heeft inmiddels in volle kracht toegeslagen
en mijn baantje is behoorlijk hachelijk. De overste is er weer knap zenuwachtig
onder. De reis gaat uitsluitend over binnenwegen en zal een hele lange dag gaan
duren. De colonne rijdt hooguit 60, misschien 70 kilometer per uur. Alles is
grijs en mistig en de wegen zijn nat en vaak glad. Na zo’n controle-stop rijd ik
weer een tijdje achteraan en moet daarna alle voertuigen weer inhalen om weer
op kop te komen voor de volgende controle verderop. Het zijn openbare wegen en
het telkens inhalen van een individueel voertuig in de mistige en gladde
condities zijn niet zonder risico. In Duitsland ligt er sneeuw en het lijkt wel
of we in een ‘white out’ rijden. In de loop van de middag arriveren we gelukkig
zonder problemen in Bergen-Hohne. Dat was een zeer inspannende exercitie
geweest. De vrachtwagens vinden een parkeerplaats bij de barakken van de
kazerne en ik parkeer bij een noodgebouw met een verdieping waar ik en de
officieren worden ondergebracht. Ik herinner mij niet meer hoe het erbinnen
uitzag. Typisch, want we hebben er een maand gebivakkeerd. Wat ik mij wel
herinner is dat, toen we net ingekwartierd waren, de barak plotseling heftig begon
te schudden waarna ik een harde donkere dreun in de verte hoorde. Wat was dat
in vredesnaam? Het bleek de luchtverplaatsing van een granaat afgeschoten door
een Leopardtank een kilometer of vijf verderop. Jezus… dat was dus het geluid
van oorlog.
Ik citeer Wikipedia: “Het NAVO-oefenterrein Bergen-Hohne
is een militair oefenterrein in de Duitse deelstaat Nedersaksen. Met een
oppervlakte van 284 km² is het een van de grootste militaire oefenterreinen van
Europa. Het terrein strekt zich in noord-zuidrichting uit over een lengte van
27 km en in oost-westrichting over 18 km.” Rondom het terrein loopt een
ringweg, de Panzer Ringstraße. De weg en het terrein werd aangelegd door de
Wehrmacht in 1935. Na de oorlog werd het in gebruik genomen door de Britten en
later als internationaal militair oefenterrein.
Ik vond het een intimiderende omgeving. Er hing een rare sfeer
door de tijdsgeest van de koude oorlog en al dat geschiet door die tanks maakte
het allemaal erg unheimisch. De winterse kou hielp ook niet echt. Het was
overdag zo koud dat men de buitenkranen 24/7 liet lopen om bevriezing te voorkomen.
Na verloop van tijd raakten de meeste toch bevroren en veranderden in kleine
ijswatervallen. De 3-tonners konden niet meer ingezet worden omdat de
diesel te stroperig was geworden. De douches gaven op een gegeven moment ook
geen warm water meer en mijn bus kreeg ik alleen aan de gang door met een hamer
een klap op de startmotor te geven. Een Franse soldaat was doodgevroren tijdens
de rit met hun tank vanuit Frankrijk. Het klinkt allemaal als een
onwaarschijnlijke opsomming van sterke feiten, maar het is allemaal gebeurd.
Ook in Duitsland was mijn taak de overste rond te rijden naar de verschillende
kazernes langs de Pantserweg en allerlei dorpjes in de buurt. Je moest
vreselijk goed opletten op de betonnen rondweg bij het kruisen van zijwegen,
want daar konden tanks oversteken en dan ben je met een VW-bus geen partij. De
topsnelheid van een Leopard is ongeveer 70 kilometer per uur en weegt 74 ton! Het
barstte van het wild, ondanks al het geschiet. Bij herhaling moest ik tijdens
avondritten stoppen om reeën of herten voor de auto weg te jagen. Ze stonden
dan gebiologeerd in het licht van de koplampen te staren. Het was best een
ruige periode. Met de andere soldaten dronken we met enige regelmaat een flink
biertje. Eén ochtend had ik zo’n vreselijke kater dat, toen de overste
naar zijn afspraak ging in een of ander dorp, ik hem zei dat ik wel in de auto
bleef wachten. Daar keek hij van op want de VW had nauwelijks
verwarmingscapaciteit om de auto boven nul te houden. Maar ik hoopte dat ik van
de vrieskou op zou knappen en zette zelfs mijn raampje open. Het werkte en na
een uurtje was ik op miraculeuze wijze hersteld.
Bergen-Hohne ligt nog geen 10 kilometer hemelsbreed van
het voormalige Naziconcentratiekamp Bergen-Belsen. Een excursie was voor ons verplichte
kost. Het kamp in Bergen-Belsen was het eerste concentratiekamp wat werd
bevrijd. Op 15 april 1945 trof het Britse leger een horror aan zoals nooit
eerder aanschouwd. Men maakte films en foto’s van de bergen lijken die de kampbeheerders
niet meer in de grond kwijt konden en meters hoog lagen opgestapeld door het
kamp. In het herinneringscentrum waren de foto’s destijds levensgroot tentoongesteld.
Allemachtig, het maakt op ons een verpletterende indruk. Hier zijn uiteindelijk
70.000 mensen gesneuveld, waaronder Anne Frank. Het kamp werd kort na de
bevrijding met de grond gelijkgemaakt.
Een andere excursie was die naar de ‘Bundesgrenze’. Maar dan wel met die van
Oost-Duitsland. Het duurde nog tien jaar voor de muur zou vallen en de Koude
Oorlog was nog in volle gang. Het was niet zo luguber als Bergen-Belsen, maar ook
een indrukwekkende ervaring. Wij beklommen een wachttoren waar we naar een wachttoren
aan de andere kant, in het oosten, konden kijken. Op die laatste stonden de
Stasi-militairen ons te bestuderen met verrekijkers en Russische machinegeweren
in de aanslag. Er ging een raar soort dreiging van uit.
Over migraine zal ik nog eens een apart blog schrijven. Dat wordt ook weer een
heel verhaal. Ik houd het hier kort. Mijn moeder had het, ik heb het, mijn zoon
heeft het, mijn vrouw heeft het sinds de overgang en mijn zus is van tijd tot tijd ook
aan de beurt. Dus niemand hoeft ons over deze aandoening iets wijs te maken. In
mijn geval begon het geleidelijk in de pubertijd en beleefde ik het dieptepunt zo
rond mijn veertigste. Meerdere malen ben ik in het ziekenhuis opgenomen omdat
men dacht dat ik de pijp uit zou gaan. Na een gigantische migraineaanval gebeurde dat ook in
1979 in Duitsland tijdens de mobilisatieoefening. Mijn maten dachten dat mijn
einde nabij was en met de ambulance werd ik nagenoeg bewusteloos afgevoerd naar
het ziekenhuis in het naburige Walsrode. Ik weet er niets meer van, maar na een
paar dagen was ik weer het mannetje. Ik kreeg het advies een herkeuring aan te
vragen. Kort daarna werd ik in Utrecht nogmaals gekeurd. Ik weet nog goed dat
ik in de wachtkamer zat met een andere jongen die daar ook voor een herkeuring
zat. Ik hield mij een beetje op de vlakte wat de reden van mijn herkeuring was
en vroeg de jongen naar zijn verhaal. De dag ervoor was zijn eerste dag op de
kazerne geweest. In de kantine besloot hij om in zijn blote kont de inboedel van
de kantine dwars door de ruiten te mieteren. Tafels, stoelen, de hele rataplan.
Hij hoopte op S5 en ik gaf hem een goede kans. Mijn keuringsgesprek duurde een
kwartier en op 7 maart ontving ik een briefje waarin ik ‘wegens gebreken’
ongeschikt werd verklaard voor het verder vervullen van de militaire dienst.
Begin april, na acht maanden dienstplicht, stond ik weer bij mijn moeder voor
de deur. Ik was er een beetje dubbel onder. Ik was blij met mijn nieuwe
vrijheid maar had toch ook wel een zeer bijzonder avontuur achter de rug. Maar
een nieuwe tijd brak aan: centjes verdienen én, vooral, de wereld bereizen!
Op maandag 22 augustus 1996 kwam er een einde aan 185 jaar dienstplicht. Dat
heeft wat centen gekost, maar af en toe denk ik dat het wel eens goed zou zijn
om die verwende lamlulletjes van nu eens even een jaartje te ‘resetten’.