zaterdag 27 juni 2020

BRUSSEL – 24 JUNI 2020

In 1975 bracht een fietsvakantie van ondergetekende en vier vrienden ons in Dieppe aan de Normandische kust. In mijn blog 'Fietsen' schreef ik er uitgebreid over. Halverwege de reis richting Frankrijk reden we dwars door Brussel. In de avond zetten we onze tenten op in een hoger gelegen deel net buiten de stad. Ik herinner me het prachtige uitzicht over Brussel in de rode gloed van de ondergaande zon. Ik nam mij voor later nog eens een keer terug te komen want ik vond deze stad wel wat hebben. Geloof het of niet, die tweede kennismaking was deze week. Dat is best vreemd gezien het feit dat je er met trein of auto binnen twee uur bent. Maar beter laat dan nooit. Onze vakantie in Zuid-Frankrijk hadden we geannuleerd vanwege een klein deeltje in een eiwitjasje met de naam COVID-19. Dus dan maar als alternatief af en toe eens een dagje op pad. Ik was al een tijdje van plan om met J. een keer naar Brussel te gaan. Als ik aan anderen vroeg wat zij van die stad vonden dan was het commentaar meestal wat lauw. “Ja hoor, aardige stad, best leuk”. Wat ons betreft een veel te tamme recensie. We vonden Brussel gewéldig. 


Door de ligging op heuvels, de vele ruime boulevards, paleizen en natuurlijk de Franse taal drong de vergelijking met de Franse hoofdstad zich steeds aan ons op. Brussel is natuurlijk geen Parijs, maar kan beslist in de schaduw staan wat ons betreft. Behalve grandeur zijn er leuke levendige buurtjes met straten en stegen vol restaurants en allerlei grote en kleine winkels. Bovendien voegt de bijna idiote willekeur aan architectuur echt iets toe, net als de internationale mêlee aan bevolkingsgroepen. Overigens, op één uitzondering na, geen Nederlands woord uit iemands mond horen komen hier. De laatste ‘attractie’ die we bezochten was de Koekelberg. Daar staat de op vijf na grootste kerk ter wereld, de Nationale Basiliek van het Heilig Hart. De basiliek staat op een heuvel die zeventig meter hoog is en vanaf de 55 meter hoge koepel heb je een schitterend uitzicht over de stad. We waren daar net te laat voor want de kerk was al gesloten. Volgende keer dan maar. Ik wandelde wat rond over het enorme grasveld rond de kerk om foto’s te maken. Het was een drukke boel, opvallend veel moslima’s die in groepjes bij elkaar op het gras zaten. Toen we eens goed rondkeken zagen we dat we tussen de vele moslimvrouwen, mannen en kinderen de enige westerlingen waren. Bijzonder.


In een dag zie je natuurlijk veel te weinig, maar we hebben een goede indruk gehad en het was zeker niet de laatste keer. Het moet wel gezegd zijn dat het fantastisch weer was en dat maakt elk bezoek aan een grote stad leuker dan dat het grijs en grauw is. Het was gezellig en levendig in de stad, maar de toeristische druk was minimaal en dat was eeerlijk gezegd ook erg prettig. We hebben ons wel weer helemaal verloren gelopen. Amai, misschien volgende keer maar eens een elektrische step huren. 

Mijn korte foto impressie staat hier: BRUXELLES 2020

MILITAIRE DIENST – BERGEN OP ZOOM / ERMELO – LICHTING 1979-5

Eigenlijk wilde ik een blog publiceren waarin ik wat filmpjes zou delen over ‘bommen en granaten’. Hele gave ‘footage’ van raketten, vliegdekschepen en straaljagers. Ik weet het, allemaal kwalijk wapentuig, maar al die hard core technologie vind ik soms erg fascinerend en misschien sommige lezers ook wel. Vandaar. Ik zat te denken hoe ik de blog zou beginnen en bedacht dat ik een bruggetje zou maken tussen de filmpjes en mijn eigen tijd in militaire dienst. Goed idee. Eerst een paar regels over mijn eigen ‘defensie-ervaring’ en dan het bruggetje. Twee dagen later had ik zeven pagina’s geschreven over mijn diensttijd. Ik dacht dat ik het grotendeels was vergeten, maar het kwam allemaal weer bovendrijven. Vergeet de filmpjes voorlopig maar en neem kennis van mijn, toch wel, bijzondere periode dat ik 'onder de wapenen was'. Ik denk dat voor degenen die ooit in dienst hebben gezeten mijn verhaal wellicht een leuke, of juist minder leuke, schok van herkenning kan betekenen. Voor de anderen denk ik dat het wel eens aardig is om te lezen wat het allemaal behelsde.

In Nederland bestaat nog steeds een dienstplicht voor mannen én vrouwen tussen de 17 en 45 jaar oud. Dat het ook voor vrouwen van toepassing is heb ik nooit geweten, maar het staat er echt. Op de website van het Ministerie van Defensie bedoel ik dan. Niet zo gek dat ik dat niet wist want het geldt pas sinds 1 januari van dit jaar! De invoering van de dienstplicht voor vrouwen is gebaseerd op de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Kijk, ‘now we are talking’. Haha. Sinds 1 mei 1997 is de opkomstplicht opgeschort maar niet afgeschaft! Als er gedoe komt dan kan iedereen tot en met de leeftijd van 45 jaar worden opgetrommeld. Maar sinds augustus 1996 is daar geen sprake van geweest en sindsdien zijn er geen nieuwe dienstplichtigen meer opgeroepen. Zoon Stijn kreeg ook een keurig briefje dat hij wel dienstplichtig was maar niet werd opgeroepen.


Maar in 1979 waren die kaarten nog heel anders geschud. In september van dat jaar begon mijn militaire dienstplicht in Bergen op Zoom. Ik was de enige van mijn vriendenkring die niet alles op alles had gezet om afgekeurd te worden. Het was destijds ‘common practice’ in mijn vriendenkring om te zien of S5 kon worden bemachtigd. S5 kreeg je tijdens de keuring als je een volledig onstabiel gedrag vertoonde. Lukte dat niet dan werd alles in stelling gebracht om er in de eerste weken alsnog te worden uitgetrapt. Volksstammen zijn daar zeer creatief mee omgegaan. Mijn oom Ad, kunstschilder, was één van de eersten. Kort na de tweede wereldoorlog, het was hartje winter, meldde hij zich bij de keuring in korte broek, een houten speelgoed-eend op wieltjes achter zich aantrekkend. Aan zo’n malloot was geen behoefte en hij kreeg S5. Naar mate de jaren vorderden trapten ze er bij de keuring niet meer zo makkelijk in. Al met al heeft volgens mij geen van mijn vrienden de rit van 18 maanden uitgezeten. Ik had totaal geen zin in al dat gedoe met die afkeuring. Eigenlijk ook niet in de dienstplicht maar ik besloot het maar over mij heen te laten komen. Het jaar daarvoor was ik gekeurd volgens het ABOHZIS systeem waarbij de letters staan voor Algemene fysieke toestand (A), Bovenlichaam (B) Onderlichaam en rug (O) Horen (H) Zien (Z) Intelligentie (I) en Stabiliteit (S). De keuring van honderden magere en pukkelige puberjongens uit alle windstreken werd gedaan door psychologen en artsen. Ik onderging het braaf maar, ondanks mijn meegaande natuur, heb ik de ‘morse test’ die dag met opzet gesaboteerd. Iemand had mij daarover getipt. Mocht je die test onverhoopt goed doen, dan zat je 18 maanden lang in een hok morse berichten te versturen en te decoderen. Daar had ik even geen zin in. In het daaropvolgende voorjaar ontving ik een brief van het Ministerie van Defensie dat ik mij voor de lichting 1979-5 in september moest melden bij de Cort Heyligerskazerne in Bergen op Zoom. Daar zou ik een rijopleiding gaan volgen tot militair vrachtwagenchauffeur. Ik had in 1975, een paar weken nadat ik achttien was geworden, mijn rijbewijs al op zak. Een auto werd al snel mijn natuurlijke habitat en is dat de rest van mijn leven gebleven. Een opleiding om een militaire vrachtwagen te leren besturen leek mij dus wel wat.

In september reisde ik met de trein af naar Bergen op Zoom. Met een hele stoet jongens liepen we vanaf het station naar de kazerne. Daar kregen we instructies hoe en waar we onze spullen konden halen die we blijkbaar nodig hadden, van beddengoed tot zakmessen. Vervolgens zochten we ons gebouw en kamer op en maakten kennis met de anderen. Bergen op Zoom was één van de kazernes waar de rijopleiding tot vrachtwagenchauffeur werd gegeven. Ik haalde daar het rijbewijs op een zogenaamde ‘drietonner’, de DAF YA-328 waarvan Defensie er na de tweede wereldoorlog duizenden had aangeschaft. Hij werd ook wel 'Dikke DAF' genoemd. Een rampzalige auto.

Bron foto: www.defensiefotografie.nl

De DAF had geen stuurbekrachtiging, geen rembekrachtiging, geen verwarming, geen ventilatie en de ongesynchroniseerde versnellingsbak kon alleen geschakeld worden door middel van ‘double clutching’ in combinatie met tussengas. De koppeling kon je niet geleidelijk indrukken, maar moest je met geweld intrappen. Onvoorstelbaar moeilijk om onder de knie te krijgen én fysiek zwaar. De motor lag naast je te stampen onder de hoge middentunnel die berijder en bijrijder van elkaar scheidde. Horen en zien verging je. De instructeur zat naast je en gaf in een vast ritme klappen op de middentunnel wanneer je moest ontkoppelen, tussengas moest geven, schakelen naar vrij, weer tussengas moest geven, naar de volgende versnelling schakelen en tenslotte de koppeling omhoog moest laten komen en gas te geven om weer vaart te maken. In het terrein had je dan ook nog hoge en lage gearing om mee te leren rijden. Buiten het terrein was er natuurlijk ander verkeer én de verkeersregels om rekening mee te houden. Ik heb heel wat jongens zien huilen achter het stuur met een vloekende instructeur naast zich. Sommige gasten werden er echt helemaal stapelgek van. Behalve het voertuig te leren beheersen leerden we rijden in alle soorten terreinen en situaties. Van asfalt tot modder- en zandwegen en in colonneverband. Daarnaast kregen we natuurlijk onderricht in techniek, theorie en talloze andere zaken zoals een rijstijl training.


Ik slaagde cum laude, als ik zo vrij mag zijn. Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat gedurende mijn diensttijd de nieuwste generatie DAF trucks werd geleverd. Die noemde men ‘viertonner’ en was voorzien van alle moderne techniek die onze oude DAF's zo node miste. Helaas heb ik nooit een viertonner mogen besturen.

Niet bepaald cum laude waren mijn schietprestaties met de Uzi, ons dienstwapen. Bij één van de schietoefeningen werd onderzocht wie de talentjes waren. Om de beurt moesten we met een koppel jongens op een rijtje op ons buik in het zand gaan liggen met je Uzi op een zandzak voor je neus. Binnen een bepaalde tijd moest je dan een minimale score halen op je eigen doel dat op enkele tientallen meters afstand recht voor je stond. Na een paar schoten meldde ik dat mijn helm voor mijn ogen zakte door de terugslag van het machinegeweer. Ik zag dus niets meer. Ik werd verzocht mijn muil te houden en door te schieten. Nadat bleek dat ik niets had geraakt, behoudens dat ik de doelen van mijn buurjongens aan barrels had geschoten, was mijn kans op een mooie ‘sniper’ loopbaan verkeken. Ik zat er niet mee, in tegendeel.

Ik had het prima naar mijn zin in Bergen op Zoom. De ‘maten’ waren aardige gasten en het was een prachtig najaar. Veel rijles en voorts veel sporten in het zonnetje. Daar was weinig mis mee wat mij betrof. O ja, we leerden ook marcheren. Best wel grappig vond ik het. Als je met zo’n hele colonne jongens in één keer rechtsomkeer moest maken dan vereiste de discipline dat je je voeten in een bepaalde volgorde moest neerzetten om dat soepel te laten verlopen. Een ritmische choreografie bijna. Dat ritme werd dan ondersteund door met zijn allen ‘Het bier is weer best’ te roepen en dan liep je met al die mannen een paar tellen later pardoes 180 graden de andere kant op. Ik vond dat echt bijzonder leuk. Ik vergeet te vertellen dat mijn rang ‘soldaat derde klasse’ was en dat ik was ondergebracht bij de Intendance, een soort bevoorradingsdienst van, in mijn geval, de Koninklijke Landmacht.


Ander oefeningen waren natuurlijk een bivak (een legerkampement in de open lucht), de stormbaan, twaalf kilometer hardlopen met volledige bepakking (de 'berenlul') en de gasoefening. In dat laatste geval kreeg je een gasmasker op en leerde je dat te verwisselen bij een andere soldaat. Je werd daarna met zijn allen in een afgesloten ruimte gestuurd waar dan traangas naar binnen werd geblazen. Dan moest je het gasmasker omwisselen en hopen dat het goed ging. Ik vergeet ongetwijfeld nog andere zaken, maar vervelen deden we ons in ieder geval beslist niet. Over het hogere doel van defensie kun je van mening verschillen, maar de opleiding die ik in Bergen op Zoom heb genoten was ronduit erg goed en ik heb er de rest van mijn leven profijt van gehad.

Na de opleiding werd ik ‘paraat’ zoals dat heet en overgeplaatst naar de Generaal Spoor Kazerne in Ermelo. Hoera, hoera, ik kreeg een elitebaan: privéchauffeur van de baas van de kazerne. In dit geval een Luitenant-Kolonel, ook wel ‘overste’ genoemd. Maar voor ik de overste rond kon rijden heb ik wel wat af moeten lijden. De eerste weken waren een fokking hel. Het ene bivak na het andere. Om de paar nachten was het raak. Midden in de nacht trapte een ‘Kuko’ (Kut Korporaal) dan met een noodklap de kamer van de slaapzaal open, deed alle TL balken van de slaapzaal aan en schreeuwde ons vloekend wakker met de mededeling: “Over 10 minuten appèl op de binnenplaats, stelletje gajes.” Een uur later zat je dan met al je maten te schudden en kleumen achter in een open drietonner die over een zandpad door een bos hobbelde. Nog een uur later lag je in een zelf gegraven schuttersput in een lekkende ‘puptent’ in de regen bij temperaturen rond het vriespunt. De puptent bestond uit twee aan elkaar geknoopte tenthelften die je zelf met ‘blanco’ (uit te spreken als blenko) waterafstotend moest houden. Ondanks regelmatig en intensief 'blenkoën' bleven de puptentjes lekken als een zeef.


Dan moest je ook nog je wapen droog zien te houden. In ons geval een Uzi 9 mm pistoolmitrailleur die we tussen de bivakoefeningen leerden demonteren, oliën en weer in elkaar leerden zetten. De Uzi’s werden bewaard in het wapendepot als we ze niet nodig hadden.


Het was inmiddels november en de winter deed zich al vroeg van zijn lelijke kant zien met wind, regen en temperaturen net boven nul. Ondanks het ongemak doezelde je toch weg in je schuttersputje… Tot de Kuko een uur later weer stond te schreeuwen om ons voor een mars door het bos heen te godveren. Midden in de nacht. Dat heb ik bij herhaling moeten doorstaan. Niet leuk. Dat herinner ik mij ook nog: marcheren door het bos en oefenen dat er een atoombom was gevallen. De kuko riep dan “flits, flits, flits” en dan moesten wij direct naar de grond duiken. Uiteraard liepen we dan toevallig op een bospad vol met plassen… Zo’n bivak duurde een paar dagen. Wat een armoe. Je voelde je een soort vluchteling. Eten werd in je etensblik geschept uit een enorme gamel vol met lauw doorgekookt vreten. Het etensblik, een tenthelft, de Uzi en nog tientallen andere items behoorden tot de PSU, de Persoonlijke Standaard Uitrusting. Je was er zelf verantwoordelijk voor. Een groot deel van de PSU bewaarde je in je PSU-kast naast je bed in de slaapzaal. Als je kast bij controle niet in orde was dan hadden sommige kuko’s het satanische plezier de hele kast met donderend geraas om te gooien. Het soldaatje mocht dan de kast weer oprichten, netjes inruimen en vervolgens met een tandenborstel de wc’s schoon maken. Sterke verhalen? Dacht het niet! Allemaal meegemaakt. O ja, sommige van die militaire spulletjes, zoals zakmessen waren ook zeer geschikt voor eigen gebruik. Die artikelen raakten regelmatig op miraculeuze zoek. Men noemde ze OHVT-artikelen. Ook Handig Voor Thuis. Vond ik wel lollig verzonnen.

Dit is volledige uitrusting: PSU Nederlandse soldaat

Na een paar weken hielden de oefeningen plotseling op en verzandde het leven voor de gemiddelde dienstplichtig militair in hangen en vervelen. Niet voor mij. Ik kreeg de beschikking over een 100 pk VW-bus met stoere terreinbanden waarmee ik mijn nieuwe rol als Intendance- en privéchauffeur moest gaan uitoefenen. De VW moest ik ’s avonds op een vaste plek parkeren, maar was overdag eigenlijk ‘mijn’ auto. Ik haalde de overste er ’s ochtends mee op in zijn woonplaats in Vaassen en bracht hem ’s avonds weer thuis. Hij kende de omgeving als geen ander en liet mij de mooiste ‘binnendoor’ paadjes rijden door dit schitterende deel van de Veluwe. Aardige man, maar met een zenuwtik als hij in de auto stapte. Niet heel gek want samen met één van mijn dienstplichtige voorgangers had hij een frontale aanrijding meegemaakt waarbij de jongen het leven had gelaten. Vreselijk natuurlijk en zeer traumatisch. Na verloop van tijd merkte ik dat hij zich bij mij veilig begon te voelen en raakte hij meer ontspannen in de auto. Ik heb mij wezenloos ge-Googled maar ik kan zijn naam niet meer boven water krijgen.


Anders dan in Bergen op Zoom kwamen mijn krijgsmaten uit de vreemdste uithoeken van het land. Het merendeel kon ik amper verstaan. Maar het waren verder ook prima jongens, behalve een boerenjongen uit Drenthe met een enorme zwarte baard, een spoort Raspoetin. Hij dreef ons tot waanzin door zijn oorverdovende gesnurk. Op een nacht hebben we hem met bed en al in de gang gezet. Het bed moest scheef worden gehouden om door de deuropening te kunnen. Raspoetin rolde tegen het deurkozijn aan en viel bijna uit het bed. Na wat geworstel stond hij toch netjes in de gang en snurkte gewoon door.

Ik had een luxe baantje. Telegrammen rondbrengen in de regio en af en toe eens wat wegbrengen of ophalen. Maar de meeste tijd spendeerde ik aan het rondrijden met de overste naar diverse kazernes, het ministerie in Den Haag of andere bestemmingen. Op vrijdag reed ik richting het dorp om bij de traiteur schalen met hapjes en drank te halen voor de vrijdagmiddagborrel in de officiersmess. Als je geen rang had op basis van een afgeronde opleiding aan het KMA, de Koninklijke Militaire Academie, was de mess verboden. Niet voor mij, daar zorgde mijn overste wel voor. Daar stond ik dan te borrelen tussen de luitenanten en kapiteins, haha.

Als wij samen op pad waren en de overste ergens in overleg moest dan zocht ik een PMT op voor koffie of een lunch. Het PMT was een Protestant Militair Tehuis. Ze waren verspreid over heel Nederland. Er was ook een Katholieke versie, het KMT. Wat nou eigenlijk precies het doel was van die tehuizen kan ik ook niet meer terugvinden. Ongetwijfeld mooie stichtelijke zaken, maar voor de dienstplichtigen was het volgens mij meer een koffie- en kroketten restaurant. Over eten gesproken, ik heb nooit moeite met de militaire kantine gehad. Als er maar nasi, pasta, patat, appelmoes of kroketten waren was het voor mij al snel goed. Soms ontstonden er spontaan voedselgevechten in de kantine van de kazerne. Dat kon niet uitblijven met honderden van die vretende testosteronbommen. De spaghetti en patat met mayo en appelmoes droop dan van de muren. Ach, die jongens hadden ook een verzetje nodig.

Ergens in december vertrok ik samen met de overste in een kleine karavaan van zwarte militaire kaderauto’s. Peugeots 504 met eigen chauffeur en hoge pieten op de achterbank. 


Ik was de enige met een VW-busje. We gingen op verkenning in Drenthe voor een of andere oefening. Het was steenkoud, grijs en mistig daar in het noorden, jezus wat een troosteloze sfeer hing daar. Ik stelde mij Siberië zo voor. Aangekomen bij een heideveld werden de Peugeots geparkeerd en namen de officieren plaats in mijn bus. Daar was ik niet op voorbereid. In de modderige condities konden de Franse limo’s natuurlijk niet uit de voeten. “Mijn chauffeur zit nooit vast” riep de overste zelfverzekerd. Het was waar. Zowel met de rijopleiding in de drietonner en later met mijn bus had ik mij zelfs in de moeilijkste omstandigheden nooit vastgereden. Maar met al die officieren aan boord… Ik reed tien meter het glibberige weggetje in zakte tot mijn assen vast in de zwarte bagger. Geen beweging meer in te krijgen. Gloeiende, gloeiende. Ik schaamde mij rot. Maar de officieren waren sportief en stegen allemaal uit om te duwen. Het enige wat ik kon doen was gas geven. Na een paar minuten duwen, sjorren en gas geven schoot ik los. Ik keek om en zag de voltallige officiersclub wat verdwaasd naar mijn bus kijken. Hun smetteloze kostuums zaten van top tot teen onder de bagger van mijn doorslaande achterwielen. Ik voelde mij bijzonder ongemakkelijk op dat moment, maar ik had wel een mooi verhaal tot in lengte van dagen.

Kort daarna reisden we, samen met een paar kapiteins, richting Paderborn. De mannen moesten zich gaan oriënteren op het onderbrengen van manschappen voor een internationale mobilisatieoefening in Duitsland. Dat was weer erg leuk. We bezochten dorpen, burgemeesters en een kasteel waar uiteindelijk de manschappen in de kasteeltuin zouden worden ondergebracht. ’s Avonds was het lekker eten en drinken. Ik maakte zelfs nog een helikoptervlucht mee in een Alouette III die een week later neer zou storten. Het is geloof ik wel goed afgelopen. Ach, het was allemaal niet beroerd die eerste periode, maar dat zou nog wel gaan veranderen…

De Overste verschafte mij ook nieuwe en verrassende inzichten. Over de internationale oefeningen zei hij dat de Nederlandse soldaten met argusogen werden bekeken. Met dat lange haar. Maar je moest dat zooitje tuig niet onderschatten. Nadenken en eigen initiatief kenmerkten de laaglanders. Hij gaf een voorbeeld. Tijdens een grote internationale oefening moesten de soldaten een noodbrug over een rivier bouwen op ongeveer een kilometer afstand van een echte brug. De Fransen, Engelsen, Italianen en Spanjaarden gingen ijverig aan de slag en bouwden allemaal een mooie zogenaamde baileybrug. Toen kwamen de ‘Dutchies’. Ze keken om zich heen, zagen de echte brug in de verte, staken hun middelvinger op en sjokten allemaal op hun gemak over de vaste brug naar de overkant. Oplossend vermogen noemden ze dat.

Het was ook de tijd van de kruisraketten die in Nederland geplaatst zouden worden ten gevolge van het NAVO-dubbelbesluit. In 1981 stonden er bijna een half miljoen mensen op het Museumplein in Amsterdam tijdens de Anti-kernwapendemonstratie van 21 november dat jaar. De kruisraketten zijn er nooit gekomen. Wat er wel lagen waren enkele tientallen Amerikaanse B61 kernbommen, kant en klaar voor gebruik. Niemand wist dat. Behalve ik dan… en de overste natuurlijk. Hij had mij dat verteld naar aanleiding van de publieke commotie over de kernwapens. Hij liet duidelijk doorschemeren dat publiek en pers nooit, maar dan ook nooit zullen weten wat er zich allemaal achter de internationale politieke schermen afspeelt. Meer dan dertig jaar later klapt Dries van Agt uit de school over de B61 bommen in Volkel. 

Foto: Wikipedia

In januari vertrekken we met een lange colonne voertuigen voor een grote internationale oefening naar NAVO-oefenterrein Bergen-Hohne in de buurt van Hannover op de Lüneburger Heide. De overste is commandant van de colonne en dat betekent dat ik steeds aan de colonne vooruit moet rijden om dan verderop stil te staan voor visuele controle als de stoet voorbij rijdt. De colonne bestaat uit DAF 3- en 4 tonners en wat ander rollend materieel. De winter heeft inmiddels in volle kracht toegeslagen en mijn baantje is behoorlijk hachelijk. De overste is er weer knap zenuwachtig onder. De reis gaat uitsluitend over binnenwegen en zal een hele lange dag gaan duren. De colonne rijdt hooguit 60, misschien 70 kilometer per uur. Alles is grijs en mistig en de wegen zijn nat en vaak glad. Na zo’n controle-stop rijd ik weer een tijdje achteraan en moet daarna alle voertuigen weer inhalen om weer op kop te komen voor de volgende controle verderop. Het zijn openbare wegen en het telkens inhalen van een individueel voertuig in de mistige en gladde condities zijn niet zonder risico. In Duitsland ligt er sneeuw en het lijkt wel of we in een ‘white out’ rijden. In de loop van de middag arriveren we gelukkig zonder problemen in Bergen-Hohne. Dat was een zeer inspannende exercitie geweest. De vrachtwagens vinden een parkeerplaats bij de barakken van de kazerne en ik parkeer bij een noodgebouw met een verdieping waar ik en de officieren worden ondergebracht. Ik herinner mij niet meer hoe het erbinnen uitzag. Typisch, want we hebben er een maand gebivakkeerd. Wat ik mij wel herinner is dat, toen we net ingekwartierd waren, de barak plotseling heftig begon te schudden waarna ik een harde donkere dreun in de verte hoorde. Wat was dat in vredesnaam? Het bleek de luchtverplaatsing van een granaat afgeschoten door een Leopardtank een kilometer of vijf verderop. Jezus… dat was dus het geluid van oorlog.

Ik citeer Wikipedia: “Het NAVO-oefenterrein Bergen-Hohne is een militair oefenterrein in de Duitse deelstaat Nedersaksen. Met een oppervlakte van 284 km² is het een van de grootste militaire oefenterreinen van Europa. Het terrein strekt zich in noord-zuidrichting uit over een lengte van 27 km en in oost-westrichting over 18 km.” Rondom het terrein loopt een ringweg, de Panzer Ringstraße. De weg en het terrein werd aangelegd door de Wehrmacht in 1935. Na de oorlog werd het in gebruik genomen door de Britten en later als internationaal militair oefenterrein.


Ik vond het een intimiderende omgeving. Er hing een rare sfeer door de tijdsgeest van de koude oorlog en al dat geschiet door die tanks maakte het allemaal erg unheimisch. De winterse kou hielp ook niet echt. Het was overdag zo koud dat men de buitenkranen 24/7 liet lopen om bevriezing te voorkomen. Na verloop van tijd raakten de meeste toch bevroren en veranderden in kleine ijswatervallen. De 3-tonners konden niet meer ingezet worden omdat de diesel te stroperig was geworden. De douches gaven op een gegeven moment ook geen warm water meer en mijn bus kreeg ik alleen aan de gang door met een hamer een klap op de startmotor te geven. Een Franse soldaat was doodgevroren tijdens de rit met hun tank vanuit Frankrijk. Het klinkt allemaal als een onwaarschijnlijke opsomming van sterke feiten, maar het is allemaal gebeurd.

Ook in Duitsland was mijn taak de overste rond te rijden naar de verschillende kazernes langs de Pantserweg en allerlei dorpjes in de buurt. Je moest vreselijk goed opletten op de betonnen rondweg bij het kruisen van zijwegen, want daar konden tanks oversteken en dan ben je met een VW-bus geen partij. De topsnelheid van een Leopard is ongeveer 70 kilometer per uur en weegt 74 ton! Het barstte van het wild, ondanks al het geschiet. Bij herhaling moest ik tijdens avondritten stoppen om reeën of herten voor de auto weg te jagen. Ze stonden dan gebiologeerd in het licht van de koplampen te staren. Het was best een ruige periode. Met de andere soldaten dronken we met enige regelmaat een flink biertje. Eén ochtend had ik zo’n vreselijke kater dat, toen de overste naar zijn afspraak ging in een of ander dorp, ik hem zei dat ik wel in de auto bleef wachten. Daar keek hij van op want de VW had nauwelijks verwarmingscapaciteit om de auto boven nul te houden. Maar ik hoopte dat ik van de vrieskou op zou knappen en zette zelfs mijn raampje open. Het werkte en na een uurtje was ik op miraculeuze wijze hersteld.

Bergen-Hohne ligt nog geen 10 kilometer hemelsbreed van het voormalige Naziconcentratiekamp Bergen-Belsen. Een excursie was voor ons verplichte kost. Het kamp in Bergen-Belsen was het eerste concentratiekamp wat werd bevrijd. Op 15 april 1945 trof het Britse leger een horror aan zoals nooit eerder aanschouwd. Men maakte films en foto’s van de bergen lijken die de kampbeheerders niet meer in de grond kwijt konden en meters hoog lagen opgestapeld door het kamp. In het herinneringscentrum waren de foto’s destijds levensgroot tentoongesteld. Allemachtig, het maakt op ons een verpletterende indruk. Hier zijn uiteindelijk 70.000 mensen gesneuveld, waaronder Anne Frank. Het kamp werd kort na de bevrijding met de grond gelijkgemaakt.


Een andere excursie was die naar de ‘Bundesgrenze’. Maar dan wel met die van Oost-Duitsland. Het duurde nog tien jaar voor de muur zou vallen en de Koude Oorlog was nog in volle gang. Het was niet zo luguber als Bergen-Belsen, maar ook een indrukwekkende ervaring. Wij beklommen een wachttoren waar we naar een wachttoren aan de andere kant, in het oosten, konden kijken. Op die laatste stonden de Stasi-militairen ons te bestuderen met verrekijkers en Russische machinegeweren in de aanslag. Er ging een raar soort dreiging van uit.


Over migraine zal ik nog eens een apart blog schrijven. Dat wordt ook weer een heel verhaal. Ik houd het hier kort. Mijn moeder had het, ik heb het, mijn zoon heeft het, mijn vrouw heeft het sinds de overgang en mijn zus is van tijd tot tijd ook aan de beurt. Dus niemand hoeft ons over deze aandoening iets wijs te maken. In mijn geval begon het geleidelijk in de pubertijd en beleefde ik het dieptepunt zo rond mijn veertigste. Meerdere malen ben ik in het ziekenhuis opgenomen omdat men dacht dat ik de pijp uit zou gaan. Na een gigantische migraineaanval gebeurde dat ook in 1979 in Duitsland tijdens de mobilisatieoefening. Mijn maten dachten dat mijn einde nabij was en met de ambulance werd ik nagenoeg bewusteloos afgevoerd naar het ziekenhuis in het naburige Walsrode. Ik weet er niets meer van, maar na een paar dagen was ik weer het mannetje. Ik kreeg het advies een herkeuring aan te vragen. Kort daarna werd ik in Utrecht nogmaals gekeurd. Ik weet nog goed dat ik in de wachtkamer zat met een andere jongen die daar ook voor een herkeuring zat. Ik hield mij een beetje op de vlakte wat de reden van mijn herkeuring was en vroeg de jongen naar zijn verhaal. De dag ervoor was zijn eerste dag op de kazerne geweest. In de kantine besloot hij om in zijn blote kont de inboedel van de kantine dwars door de ruiten te mieteren. Tafels, stoelen, de hele rataplan. Hij hoopte op S5 en ik gaf hem een goede kans. Mijn keuringsgesprek duurde een kwartier en op 7 maart ontving ik een briefje waarin ik ‘wegens gebreken’ ongeschikt werd verklaard voor het verder vervullen van de militaire dienst.


Begin april, na acht maanden dienstplicht, stond ik weer bij mijn moeder voor de deur. Ik was er een beetje dubbel onder. Ik was blij met mijn nieuwe vrijheid maar had toch ook wel een zeer bijzonder avontuur achter de rug. Maar een nieuwe tijd brak aan: centjes verdienen én, vooral, de wereld bereizen!


Op maandag 22 augustus 1996 kwam er een einde aan 185 jaar dienstplicht. Dat heeft wat centen gekost, maar af en toe denk ik dat het wel eens goed zou zijn om die verwende lamlulletjes van nu eens even een jaartje te ‘resetten’.