zondag 2 december 2018

LONDON CALLING

Wanneer ben ik nou eigenlijk voor het laatst in Londen geweest? Het is eigenlijk te gek voor woorden, maar dat was in oktober 1987. Eén-en-dertig-jaar geleden. J. en ik kenden elkaar net en ik wist haar te verleiden voor een reisje naar de Britse hoofdstad. Ze had mij niets verteld van haar vliegangst, maar daar kwam ik snel achter. Ze trilde als een espenblad toen de banden van onze vliegmachine zich losmaakten van de startbaan. Ze kneep mijn hand bijna fijn, maar ze hield zich kranig en gelukkig is haar angst behoorlijk gesleten door de jaren heen. ‘Practice makes perfect’. Het werd een geweldig leuke week. Het was natuurlijk ook spannend. Hoe gaat dat allemaal als je samen voor het eerst 24/7 op elkaars lip zit?  Nou, dat ging uitstekend want we zijn nog steeds een ‘happy couple’ en, met name op reis, een perfect geolied machientje. Londen was natuurlijk geweldig. In de eerste nacht kreeg de stad een najaarsstorm te verwerken van historische proporties. Een zogenaamde ‘extra-tropische cycloon’ trok over Engeland en een deel van Frankrijk. Het haalde de geschiedenisboekjes als ‘The Great Storm of 1987’. De volgende dag bleek Londen bezaaid met omgewaaide bomen, afgebroken takken en beschadigde auto's. De ravage was op sommige plekken enorm. We vermaakten ons echter uitstekend die week, Londen in puin of niet. Vermakelijk vond ik J.’s totale afwezigheid voor richtingsgevoel. Als we het metrostation vlak bij ons hotel uitliepen liet ik haar telkens met opzet een paar stapjes voor mij uit lopen. Het hotel was linksaf als we de metro uitkwamen, maar J. sloeg steevast rechts af. Haha. (Opmerkelijk is dat J. tegenwoordig vaak scherper is met de oriëntatie dan ik.) We moesten ook erg lachen toen we op enig moment de Underground uitkwamen bij Westminster Station. We hadden uitgezocht dat de juiste uitgang Bridge Street moest zijn om bij de de Big Ben te komen. We liepen de straat op en keken links en keken rechts… Geen spoor van de Big Ben te bekennen. Vreemd. Na een paar tellen van verwarring stoot J. mij aan en zegt “kijk eens omhoog”. De stoere klokkentoren torende loodrecht en pal voor onze neus richting de hemel. We stonden er gewoon te dicht op. 


Ons hotel had de storm overleefd. Het was van het typische shabby soort zoals je ze toen overal in Engeland tegen kwam. Morsige vloerbedekking, achterstallig verfwerk, bloemetjesbehang, slecht hang- en sluitwerk, de weeïge geur van ‘full English breakfast’ en overal te koud. Voor het toilet moesten we drie verdiepingen naar beneden. Het maakte ons allemaal niet uit. Het was een topweek maar dat ik in Londen wéér in onvoorstelbare weersomstandigheden terecht was gekomen was wel heel erg toevallig…

Mijn eerste reisje naar Londen was in 1979. Met vriend R. Tijdens de overtocht van Hoek van Holland naar Harwich, op 2 januari, kwamen we in een ‘Polar Low’ terecht, een extreem laag drukgebied. Het is een zeer zeldzaam verschijnsel boven de Noordzee en op de bewuste dag totaal onverwacht. Ik dacht dat ik dit al eens in een blog had beschreven, maar ik kan het niet vinden, dus dat zal dan wel niet. Onze veerboot werd overvallen door een orkaan zoals men zelden boven de Noordzee had waargenomen. Onze Ferry was daar niet voor gebouwd, geen enkel schip eigenlijk. Het was werkelijk zeer angstig en ik was op bepaalde momenten oprecht onzeker of we het na zouden kunnen vertellen. Maar, ‘hey, here we are’.

Behalve de storm, werd Noordwest-Europa in januari en februari van 1979 geteisterd door één van de meest extreme winters van de eeuw. In Engeland was het een stuk minder heftig, maar wel overal ijskoud. Het deed niets af aan het plezier wat we die week hadden. Groot-Brittannië was destijds nog ondergedompeld in een soort naoorlogse crisis. Sinds W.O II was het alleen maar ‘down hill’ gegaan met de Britse economie, ondanks het toetreden tot de EEG in 1973. Pas begin jaren tachtig zette het herstel eindelijk goed door, voor een belangrijk deel ook omdat toen de exploitatie van Noordzee-olie goed op gang kwam. Maar 40 jaar geleden was het Britse koninkrijk nog een armoedig zootje met een, weliswaar groeiende, maar nog broze economie en hoge werkeloosheid. Het land hing met touwtjes aan elkaar. In Londen hadden ze nog nooit van stadsvernieuwing gehoord en het was, buiten het centrum, gewoon een gruizige en vervallen stad. Ik herinner mij nog levendig onze ijzige wandeling door de stegen en straten ten zuiden van Tower Bridge, vlak voor zonsondergang. Een hele wijk vol met 19e-eeuwse grauwe pakhuizen, smalle en nattige 'cobblestone' straatjes en gaslichten aan de muren. Het leek wel of we in het decor van een Charles Dickens vertelling liepen.

Kortom, de eerste keer naar Londen bleek een boeiend en leuk uitstapje en we kwamen niet met lege handen thuis. Onze rugzakken zaten vol met boeken en elpees die in Nederland niet of moeilijk te vinden waren. Terug in Nederland moest ik vanaf het treinstation, letterlijk (!), kruipend naar huis. Er lag een laag ijzel van centimeters dik over het westen van Nederland. Er was geen auto te bekennen en men schaatste zelfs over straat. Bussen en taxi's reden uiteraard ook niet. Dat waren nog eens tijden. Nigel Calder voorspelde een nieuwe ijstijd en van CO2 en opwarming van de aarde had nog, bijna, geen mens gehoord.

Londen, vond ik, net als elke wereldstad, een fascinerend oord. Het is ronduit onbegrijpelijk dat ik er maar twee keer ben geweest. Iets meer dan een uur vliegen! Stijn, onze zoon, is helemaal gek van grote en dynamische steden. New York is zijn favoriet. Toen J. vorig jaar voorstelde om samen met zijn moeder een paar dagen naar Londen te gaan was hij wat terughoudend. Londen? Dat klonk hem vooral als saai in de oren. Bovendien altijd rotweer. Maar ze zijn gegaan en het was één groot feest. Ook der herkenning, want Londen bleek flitsend, vernieuwend, en dynamisch en wat hen betreft kon het de vergelijking met ‘The Big Apple’ prima doorstaan.

De foto hierna is door J. aan de Thames gemaakt. 'The Shard' aan de overkant is één van de nieuwe en beeldbepalende 'Landmarks' van de stad.


Londen heeft deze eeuw een nieuw gezicht gekregen. Opgeknapt, gerestaureerd, vernieuwd, moderne architectuur, High Risers, financieel centrum van Europa en een culturele dynamiek die niet onder doet voor die van New York. Het gevoel dat het ‘hier gebeurt’, hing gewoon in de lucht en Stijn was helemaal om. ‘London is the place for me’. Hoe kan het gebeuren dat ik nooit meer ben geweest? Nou ja, hoog tijd dus.

Als je zegt dat je, onder andere, van jazz houdt, dan denken leken aan wat oubollige combootjes of hebben associaties met muziek uit vervlogen tijden zoals Louis Armstrong, Duke Ellington en dergelijke. Of, erger, Dixieland. (‘Dixie’ is de verkeerde term voor de eerste jazz uit New Orleans. Dixie refereert aan de zuidelijk staten, een racistisch bolwerk. Dixieland was en is simplistische muziek voor en, vaak, door blanken). Jazz had en heeft echter vele gezichten en is vooral de laatste decennia ontwikkeld tot een vergaarbak van allerlei stijlen. Ik heb daar geen problemen mee. Echter, voor mij persoonlijk staat jazz nog steeds voor ‘vrije’ en vaak geïmproviseerde muziek die haar wortels herkenbaar in de katoenvelden heeft staan. Zonder ritme en groove geen jazz wat mij betreft. Ik houd nu eenmaal van het ‘heart beat’ ritme. Af en toe denk ik wel eens dat ik een gereïncarneerde katoenplukker uit Louisiana ben ofzo. Een echte 'Groove Master'? Marcus Miller!


Voor mooie en goede ‘andere’ jazzmuziek zijn die ritmische elementen niet noodzakelijk, maar dan noem ik het liever anders. Maar ach, ’what’s in a name’? Jazz ontwikkelde zich aan de andere kant van de oceaan en, vanaf de jaren vijftig, ook in Europa. Het oude werelddeel omarmde de nieuwe muziek en elk land had zijn ‘scene’ met eigen interpretaties, stijlen en sferen. Engeland was, samen met de Verenigde Staten, de bakermat van de popmuziek, maar bleef toch altijd een beetje achter op jazz-gebied. Crossovers zoals Soft Machine, Brand-X en coryfeeën als John Mayall en John McLaughlin deden wel degelijk een stevige duit in het Britse jazz-zakje. Maar de Engelse jazz-mainstream, als die al bestond, werd volledig overschaduwd door de Amerikaanse. Albion was toch vooral het land van Cliff Richard, Beatles, Stones en Oasis. Maar die dagen zijn voorbij want in de UK, en Londen in het bijzonder, daar gebeurt het! Daar moet je heen: London (is) Calling!

Onlangs hoorde ik een item op de radio over een verschijnsel dat zo rond het zestigste levensjaar de kop opsteekt. Het heet de ‘reminiscentiehobbel’. Herinneringen uit de periode in de leeftijd van 15 tot 25 jaar krijgen geleidelijk aan voorrang op recentere ervaringen. Het gaat dan met name om gebeurtenissen die men toen voor het eerst mee maakte. Denk aan het eerste live concert, het eerste vriendje of vriendinnetje, bijzondere gebeurtenissen op school, de eerste keer auto rijden, avonturen met uitgaan, militaire dienst, enzovoort. Ik heb er even op ge-Googled. Het is geen nieuw fenomeen want het werd al lang geleden beschreven door de beroemde neuroloog Oliver Sachs. Zeer interessante materie. In tegenstelling tot wat men denkt kun je het brein en geheugen niet beschermen tegen veroudering door training. De geleidelijke neergang is onontkoombaar met het groeien der jaren. Het verschilt per individu uiteraard. Maar, daarentegen, de effecten van de reminiscentiehobbel zijn wél enigszins beïnvloedbaar. De hobbel speelt minder heftig op bij ouderen die vaker of nog steeds ‘eerste ervaringen’ hebben zoals iedereen die in hun jeugd had. Denk, in het geval van ouderen, aan emigratie, verhuizen en nieuwe banen. Nou, als ik dat laatste in ogenschouw neem zit ik wel goed. Hieronder mijn CV in tabel formaat. Onleesbaar gemaakt omdat ik het anonieme karakter van mijn blog wil bewaken. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar er staan 31 dienstbetrekkingen en 40 verschillende werklocaties op het overzicht.


Iedere nieuwe baan is altijd weer een heftige ervaring. Nieuwe locatie, nieuwe collega’s, nieuwe werkplek, nieuwe methodieken, nieuwe sferen en iedere keer weer de uitdaging om ‘in te blenden’ en je te bewijzen. Misschien dat ik vanwege die tombola aan banen en herhalende ‘eerste herinneringen’ minder last van ‘de hobbel’ heb en wat minder hang aan die herinneringen van weleer. Ik denk natuurlijk met veel plezier (en nostalgie) terug aan mijn en onze jonge jaren, maar iets minder dan generatiegenoten, merk ik. Op mijn huidige werk ben ik omringd door leeftijdgenoten en het valt mij enorm op hoe vaak zij gebeurtenissen uit het verleden oprakelen. Ieder weekend gaat er wel iemand naar een concert van rockers van ‘toen’ die met hun zeventigste nog met hun gitaren staan te zwaaien. Daar heb ik absoluut geen behoefte aan. Ik heb eerder het tegenovergestelde. Ik wil hier beslist geen 'kijk mij eens jong van geest te zijn' verhaal van maken, maar het is zoals het is. Met grote regelmaat, geholpen door mijn zoon, zoek ik op Youtube of andere media naar nieuwe en frisse muziek. Ik denk dat we een bruggetje hebben…

In april dit jaar verscheen er een artikel in The Guardian: “The British jazz explosion: meet the musicians rewriting the rulebook”. Een interessant stuk met interviews met de nieuwe en jonge Jazzmuzikanten, voornamelijk uit Londen. De Britse hoofdstad blijkt een geweldige voedingsbodem te bieden voor de nieuwe muziek. Het heeft alles te maken met de mengelmoes aan etnische achtergronden en de herontdekking én herwaardering van grote Amerikaanse muzikanten uit de vorige eeuw zoals John Coltrane, Ornette Coleman en anderen. Het artikel bevestigde wat ik al een tijdje meende waar te nemen: er bleek de laatste paar jaar een hele stroom aan nieuwe, eerlijke, frisse muziek uit de UK te komen die inmiddels wereldwijd de aandacht trekt. Men spreekt in het artikel zelfs over ‘The British invasion’.


Het gezaghebbende Amerikaanse ‘Allaboutjazz’ vroeg zich onlangs af of er iets in het drinkwater zit in Londen, Manchester en andere steden. Zoveel nieuw en geweldig talent bestormt er, ogenschijnlijk uit het niets, de podia van Engelse clubs en concertzaaltjes. Bij tijd en wijle is het geweldige muziek met respect voor traditie en lef om nieuwe invloeden te incorporeren en te verkennen. Muziek met invloeden van alle genres, of het nu gaat om hiphop, soul, rock, afro, hard bop, modaal, free jazz of wat dan ook. Het schijnt dat zelfs Londense DJ’s er niet voor terugdeinzen om mixen te maken met daarin solo’s van Pharoah Sanders van 10 minuten. De eerste UK-artiest die mij de laatste jaren trof was trompettist Matthew Halsall. Die komt dan weer uit Manchester, maar dat zij hem vergeven. Fenomenale muziek waar John en Alice Coltrane’s geesten doorheen klinken. Ik schreef eerder over deze ‘ontdekking’. Daarna volgde vele anderen, voornamelijk uit Londen. Aan het Portico Quartet en nog wat andere Londense helden wijdde ik al eerder blogs. Zo zijn er veel, veel meer artiesten. Ik kom er straks op terug. Wat bij mij een enorme positieve emotie teweegbrengt is dat deze muziek wordt gemaakt, beleefd en beluisterd door een generatie van twintigers en dertigers. In het artikel schrijft men, heel vrij vertaald, onder andere: ‘De poortwachters van de elitaire jazz bestaan niet meer (..)  In deze nieuwe scene is niet iedereen klassiek of formeel geschoold en als gevolg daarvan is er een toegankelijkheid ontstaan tot muziek die voor iedereen zou moeten zijn en niet meer voorbehouden aan enkelen”. Heel goed, daar moeten we naar toe.


Eindelijk geen serieus kijkende 40-plussers meer, maar enthousiast publiek, ongevoelig voor de elitaire status van wat ooit het Europese jazz-publiek was en misschien wel wilde zijn. Youtube staat vol  met concerten, opgenomen in allerlei Londense ‘venues’, door jonge muzikanten en bijgewoond door een nieuwe generatie liefhebbers. Zoek het maar eens op en het is duidelijk wat ik bedoel. Ik ben zelf inmiddels een grijze ouwe lul, maar ik kan het niet onderdrukken: deze jeugd, deze vibe en positivisme geeft hoop en maakt mij oprecht blij. Het lijkt op de vernieuwing in de rock en jazz die wij zelf mee maakten in de jaren zeventig. Fantastisch was dat om bij te zijn en nu weer een beetje mee te maken. Al is het maar van de 'zijkant'.

Als je als Brits staatsburger even beter had nagedacht en wat had verdiept in de historie, dan had je ‘Remain’ gestemd bij het Brexit referendum in plaatse van ‘Leave’. Het pakte, totaal onverwacht, anders uit. De jongeren geloofden het wel en gingen nauwelijks stemmen. De oudere Britten, hopeloze chauvinisten, lieten de emoties prevaleren boven het verstand en het resultaat was dat iets meer dan de helft van de stemmen bepaalde dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zou verlaten. Voor de volledigheid en voor de minder goed geïnformeerden: De Europese Unie is een economisch en politiek partnerschap waarbij op dit moment 28 Europese landen aangesloten zijn. De unie werd, na een lange voorgeschiedenis, in 1958 opgericht met als doel economische samenwerking te bevorderen. De belangrijkste gedachtegang was dat landen die samen handeldrijven geen oorlog voeren en op den duur een sterke eenheid zullen worden. Die doelstellingen zijn voor een belangrijk deel behaald en de EU is, naar men zegt, het veiligste werelddeel waar de welvaart het best is verdeeld. Eerlijk gezegd denk ik dat de Aussies nog beter af zijn, maar dat ter zijde.


De voorspellingen van de effecten van de Brexit zijn niet goed. Hard of zacht, als de vijfde economie van de wereld uit je clubje stapt gaat dat, hoe dan ook, grote veranderingen te weeg brengen. Overal. Er zijn alleen maar verliezers zo voorspelt men. Ik hoop oprecht dat de Britten een beetje stand weten te houden en dat de Brexit niet ten koste gaat van het huidige muzikale landschap in het Verenigd Koninkrijk. Want kunst en cultuur varen wel bij een gezonde economie en liberale politieke sfeer, zo werkt dat nu eenmaal. Dat ik hier even stil sta bij de Brexit vind ik relevant in de context van dit verhaal.

Muziek beschrijven is eigenlijk een beetje zinloos. Je moet het luisteren natuurlijk, zeker als we het over de nieuwe jazzmuziek hebben uit de UK. Op Spotify is inmiddels een playlist te vinden die, blijkbaar, steeds wisselt van samenstelling. Goed initiatief, maar ook wel lastig want erg willekeurig. Mijn suggestie is om gewoon wat meer van het oeuvre van een interessante band of artiest te bestuderen, dat werkt m.i. beter. Ik heb inmiddels zelf een compacte discotheek van de nieuwe Brit-jazz opgebouwd, uiteraard gebaseerd op mijn voorkeuren.


De nieuwe lichting muzikanten bedienen zich van een breed scala van stijlen en er is, denk ik, voor elk wat wils. Je moet natuurlijk wel houden van jazz, world en aanverwante stijlen, maar dat zal duidelijk zijn. Wat mij ook opvalt is dat de muzikanten over het algemeen zeer beheerst spelen, anders dan de leeftijd van de musici zou doen verwachten. Bravo! Ik deel hieronder een paar Youtube live opnamen. Het is een korte bloemlezing. Sla de filmpjes niet over, want behalve de muziek, is het ook zeer inspirerend deze nieuwe generatie muzikanten aan het werk te zien. Daar is het mij in deze blog ook voor een deel om te doen. Begin maar eens met de eerste, Nubya Garcia. Ik word ontzettend blij van die meid, haar enthousiasme en haar muziek. Nubya is pas is 26!












Hieronder een opsomming van de nieuwe lichting jazz-artiesten uit de UK die mij min of meer aanspreken. Er zijn er er nog veel meer. Ik heb er expres geen stijl of waardering bijgezet want, nogmaals, kijk vooral op Youtube en bepaal het zelf!  Voor de goede orde, het is natuurlijk echt niet allemaal briljant. Behalve stijlverschillen zijn er beslist ook kwaliteitsverschillen. Maar er zitten echte juweeltjes tussen. Het lijstje in willekeurige volgorde:

Ill considered – Tenderlonious - Ross McHenry - Yuseef Jamaal – Maisha - Nat Birchall - Moses Boyd - Alfa Mist – Joe Armon-Jones - Nubya Garcia - Kamaal Williams - Ashley Henry - Go Go Penguin - Ezra Collective – en er zijn er nog veel en veel meer!

Ik hoop dat ik door dit muzikale evangelie wat medestanders krijg. Ook onder de ouderen. Wat zeg ik? Vooral onder ouderen, want blijf u verwonderen, koester het verleden maar omarm ook de toekomst. 


zondag 19 augustus 2018

VANITAS VANITATUM ET OMNIA VANITAS

De collectie van de Hermitage in Sint-Petersburg omvat meer dan drie miljoen kunstwerken en voorwerpen uit de wereldcultuur. Het bevat schilderijen, grafische werken, sculpturen, werken van toegepaste kunst, archeologische artefacten en numismatische objecten (geld, munten e.d.) Drie miljoen! Eén of andere onnozele hals schrijft op een internetsite: ‘De uitgebreide collectie kun je nooit op één dag gezien hebben’. Beste mevrouw of mijnheer, dat klopt, maar de formulering is wel héél erg voorzichtig. Als een bezoeker slechts langs alle objecten zou lopen, zonder te stoppen, zou deze een jaar nodig hebben. Een Amerikaanse stagiaire kunstgeschiedenis heeft een paar jaar geleden berekend dat als je alle artefacten van de Hermitage gedurende 1 minuut zou bekijken, de klus 11 jaar zou duren. Overigens is slechts een klein percentage van de verzameling tentoongesteld, de rest is opgeslagen.



In september 2002 hadden wij het buitengewoon grote genoegen om met een ‘bedrijfsuitje’ van J.’s werk een paar dagen Sint-Petersburg te bezoeken. Eén van de meest fascinerende tripjes die we ooit hebben gemaakt. Het voltallig personeel mét partner was uitgenodigd. Het geld klotste bij het bedrijf toen nog tegen de plinten. Dat zou helaas enkele jaren later veranderen… We maakten korte stops in Kopenhagen en Stockholm om vervolgens naar de Russische metropool te vliegen. Ons bezoek aan Sint-Petersburg was één groot hoogtepunt. Een bomvol programma met bezoeken aan kerken, paleizen, concerten, buitenverblijven, het kon niet op. Toevallig was ik op dat moment thuis zeer intensief bezig met het beluisteren van alle symfonieën van Shostakovich. De symfonieën vertellen alle een Russisch verhaal en de 7e Symfonie, ‘Leningrad’ konden we hier, als het ware, voelen en doorleven.



Bij aankomst was het vochtig en grauw en slechts zeven graden boven nul. De noordelijke ligging deed zich gelden. Het programma was, zoals gezegd, zeer vol maar ongelofelijk interessant. Ik had wat opgezien tegen het georganiseerde karakter van ons reisje maar dat bleek onterecht. We werden vijf dagen vermaakt, gefêteerd, getrakteerd en overal naar toe gereden zonder ons maar ergens over te bekommeren. Briljant vonden we het en we genoten van het begin tot het einde. In 2002 fotografeerde ik nog analoog en tot nu toe ben ik nog niet aan het scannen van de dia’s uit Sint-Petersburg toe gekomen. In deze blog heb ik dus een paar digitale plaatjes gebruikt die niet van mijn hand zijn maar van collega’s van J. De digitale ‘early adopters’.


Ons hotel was het destijds fameuze ‘Pribaltiyskaya Sint-Petersburg’ met uitzicht over de Botnische golf. Een monstrueus groot gebouw aan een straat die zo breed was dat je de overkant nauwelijks kon zien in de dampige grijze atmosfeer. Bizar. Binnen keek je je ogen uit aan alle luxe en wat er allemaal gaande was, zoals een Joodse bruiloft of een ander luidruchtig feest. Het leek wel de set van een film. Op de eerste avond stond onze bus klaar voor ons avondprogramma. Ik was klaarblijkelijk iets eerder naar buiten gelopen om een sigaretje te roken ofzo, want J. kwam wat later naar buiten. We waren aan de vroege kant en J. adviseerde mij om even terug te gaan en op de lounge van de eerste verdieping te gaan kijken. Ik keek haar nieuwsgierig aan. “Ga nou maar, je ziet vanzelf wat ik bedoel”. Ik liep via de monumentale trap omhoog, langs de receptie van de eerste verdieping en vervolgens naar de lounge met glazen pui en uitzicht over de Botnische Golf. O ja, het was wel duidelijk wat ze bedoelde: zo ver als het oog reikte waren de luxe lederen fauteuils en banken gevuld met prostituees. Vele, vele tientallen. De een nog knapper dan de ander. Wat hun outfits betrof was het duidelijk dat de dames vonden dat in beperking de meester schuilt. Haha. In wat voor wereld waren we eigenlijk terecht gekomen?

Een onlosmakelijk onderdeel van een bezoek aan Sint Peterburg is natuurlijk de gang naar de Hermitage. J. en ik vreesden er al een beetje voor… Op zaterdag 28 september stapten we in de bus met ons gezelschap en reden naar het grootste museum van de wereld. Het was nog steeds grijs en miezerig weer. Het schijnt dat je tegenwoordig uren moet wachten om het museum te kunnen betreden, maar dat viel toen wel mee. Het is ook alweer 16 jaar geleden. Het toerisme is inmiddels een plaag in sommige delen van de wereld en Sint-Petersburg zal geen uitzondering vormen, vrees ik.


Onze groep werd voor het museum ontvangen door een Nederlands sprekende gids. We kregen een korte introductie over de historie van de Hermitage en dat onze rondgang de hele ochtend in beslag zou nemen. Daarna begaven we ons in de rij naar de ingang waarna we door onwaarschijnlijk prachtige zalen naar het eerste kunstwerk liepen. Het hing in een eindeloos lange gang, vol met enorme schilderijen. Bij de eerste stopte onze gids en begon haar verhaal over het schilderij. Dat duurde tien minuten. Bij de tweede hetzelfde laken een pak. Ik werd al een beetje ongedurig. Na een paar van die ellenlange verhalen keken we elkaar aan met een blik van verstandhouding die maar een ding kon betekenen: ‘weg wezen hier’. We manoeuvreerden ons naar de buitenkant van ons gezelschap en toen niemand keek gingen we er vandoor. Het was natuurlijk culturele blasfemie van de eerste orde. Ze hadden ons eigenlijk voor het gerecht moeten slepen, maar we konden niet anders. Desalniettemin, onze verkenning van de stad die ochtend bleek achteraf één van de hoogtepunten van de trip.

We liepen vanuit de Hermitage de straat op. Wat een heerlijk en vrij gevoel. Hoe geweldig comfortabel het reizen met de groep ook was, ik ken als geen ander de sensatie van helemaal op jezelf in een vreemde wereldstad staan. Fantastisch. Vreemd en vervreemdend bleek Sint-Petersburg al vanaf de eerste dag en hierbuiten, tussen de ‘Leningers’, was dat niet anders.

Op straat keken we onze ogen uit. Het verkeer was razend druk en een afwisseling van oude en gammele bussen en trams, vieze oude Volga’s, rotte Lada’s en zwarte rook brakende brommers. De wrakkige optocht werd afgewisseld met opvallend veel glimmende BMW’s en Mercedessen. Maar ook Aston Martin’s, Lamborghini’s en andere exoten. Op een kruising stopte er een geblindeerde Mercedes S-klasse. Ik bedoel midden op de kruising. Een handjevol vierkante bodyguards stapten uit en bleven naast de auto staan terwijl het verkeer om hen heen raasde. Een onaanzienlijk menneke klom ook uit de auto, liep naar een winkel op de hoek, kwam na vijf minuten terug, stapte weer achterin en de Mercedes verdween weer in het verkeer. Op de hoek van de kruising stond een politieauto waarvan de agenten het tafereel geen blik waardig hadden gegund. Wegkijken heet dat eigenlijk.

Chique winkels en modehuizen werden afgewisseld door shabby ‘winkeltjes van sinkel’ en kiosken met Pravda’s, Vogue’s en de Russische versie van Playboy. De propvolle trottoirs werden bevolkt door het winkelend publiek. Opvallend veel lelijke mannen in te lange leren jacks, oude moekes met hoofddoekjes, bedelende zigeuners, luidruchtige jongelui, dronkaards, straatvegers én beeldschone vrouwen op stiletto ‘heels’. Een parkje was volledig bezet door jongens en meisjes met ghettoblasters en een zee van flessen wodka. Een allegorie van tegenstrijdigheden, dat was Sint-Petersburg en Rusland in 2002.



Perestrojka en Glasnost bleken in de jaren na de val van de muur en het communisme niet het succes te hebben gebracht in de Russische federatie als gehoopt. Het was niet per se de schuld van de idealist Gorbatsjov of drinkebroer Jeltsin, maar de Russische staat bleek al snel onbestuurbaar als een op drift geraakte olietanker op volle kracht. Corruptie vierde hoogtij en de ‘zekerheid’ die men ten tijde van het communisme had was het volk ontnomen. Zelfs de staatspensioenen bleken na 1989 waardeloos. Maar aan deze chaos zou in de nabije toekomst geleidelijk een einde komen. Daar zou de zeer sterke persoonlijkheid Vladimir Poetin voor gaan zorgen. Hij gaf de Russen haar identiteit en trots terug. Maar zover was het in 2002 nog niet en in de grote steden van Rusland heerste naast een gevoel van vrijheid ook wanorde en wetteloosheid. Het was de mores van alledag geworden.

Tegen lunchtijd gingen we eens bij onze groep kijken. Met glazige ogen liepen ze wat verdwaasd rond, helemaal murw geluld, haha. Toen we een week of wat later foto’s uitwisselden konden ze hun ogen niet geloven en realiseerden wat ze gemist hadden, het échte Sint-Petersburg.

Tijdens het schrijven van dit verhaal vroeg ik mij af of wij de enigen zijn die niet direct staan te popelen om een museum te bezoeken. Google gaf mij snel een antwoord: reken maar van yes. Wij blijken zéker niet de enigen en bevinden ons in gezelschap van vogels van allerlei pluimage, tot en met kunsthistorici en journalisten aan toe. Sommigen haten museumbezoek zo erg dat ze er hele blogs of krantenartikelen aan hebben gewijd. Zo erg is het bij ons nou ook weer niet. Alleen of samen hebben we vele tientallen musea bezocht, van San Francisco tot Sydney (oostwaarts welteverstaan 😉). Er zaten echt hele mooie tussen zoals het onovertroffen Swarovski museum in Wattens in Oostenrijk, het bizarre museum van Canova in Possagno in Italië en, uiteraard, het Rijksmuseum. Ik denk dat ik er een blog over vol kan schrijven, over de mooie maar ook over de dodelijk saaie musea. Afgezien van de positieve voorbeelden, moet ik helaas bekennen dat wij allebei regelmatig zeer snel verveeld raken in een museum. We beginnen serieus en aandachtig bij het eerste kunstwerk maar na een half uurtje zegt een van ons, bij wijze van ‘running gag’, “Leuk” en loopt dan gelijk naar het volgende object en zegt weer “Leuk” en zo verder. Niet kort daarna lopen we allebei in ijltempo richting uitgang langs de museale prachtstukken simultaan roepend “Leuk, leuk, leuk, leuk, leuk, leuk…”. Als we dan buiten staan slaken we een zucht van verlichting. Het is gewoon niet helemaal ons dingetje.


Ik bedacht mij dat waarschijnlijk de essentie van mijn (onze) weerstand om op reis musea te bezoeken, ligt aan een ‘mismatch’ tussen binnen en buiten. Althans, in veel gevallen. Je stapt uit een nieuwe en fascinerende omgeving die je net hebt leren kennen en die je verwisselt voor een gebouw met allerlei artefacten die vaak geen enkele associatie met de wereld buiten hebben. De schilderijen gaan meestal nog wel, maar de vitrines met borden, schalen, bestek, munten, kleden en aardewerk vormen een knarsend anachronisme met het tijdsbeeld en de dynamiek buiten. Wij willen verkeer, mensen, winkels, gebouwen, uitzichten, restaurants, parken, markten, pleinen, bussen, metro’s en geuren en kleuren ervaren. Als ik er goed over nadenk is een museum gewoon iets voor thuis. Je eigen land en stad ken je meestal wel aardig, toch? Dus wat beter dan een bezoek aan een museum in eigen land?

Het zal duidelijk zijn dat wij deur niet platlopen in de musea in ons lage land bij de zee. Maar van tijd tot tijd 'doen' we er wel eens een. Als ik een favoriet mag noemen dan is dat zeker het Rijksmuseum. Geen erg originele keus, want het behoort tot één van ’s werelds absolute topmuseums. 


Uiteraard is het gebouw een prachtig monument van bouwkunst, ontworpen door Pierre Cuypers, maar met de inhoud is ook niets mis. Inmiddels ben ik (en J.) er toch wel een aantal keren geweest. Voor en na de verbouwing. Waar ik sinds 2013 elke keer van moet watertanden zijn de fenomenale wandschilderingen door Georg Sturm binnen en buiten op het gebouw. Sturm, een Oostenrijkse kunstschilder, was een vriend van Cuypers en schilderde enigszins in de stijl van de oude Nederlandse schoolplaten door Johan Herman Isings. Sturm’s werk deed ons ook wat denken aan het werk van (Sir) Lourens Alma Tadema. Ik kan echt genieten van de bijna stripachtige stijl, het realisme en de perfecte techniek. Tijdens de ellenlange renovatie werd het werk van Sturm gelukkig in ere hersteld. De tegeltableaus aan de buitenzijde zijn vervaardigd door Villeroy & Boch, de pleepottenboer. Grappig.


In 2015 was de laatste keer dat we het Rijksmuseum bezochten. Het was om de ‘Late Rembrandt’ tentoonstelling te bezoeken. Het was een avondopenstelling en dat was een unieke ervaring. Ook hier verlieten we al zeer snel de meute die zich met honderden voor allerlei pietepeuterige schilderijen en tekeningen van de Hollandse meester verdrongen. ‘Die zien we later wel’, dachten wij en we verdwenen met zijn tweeën het museum in, wat overigens gewoon was toegestaan. Wie heeft er wel eens alleen of samen voor de Nachtwacht gestaan? Of het Melkmeisje? Het was een buitengewoon indrukwekkende, bijna magische ervaring. Ik vroeg de suppoost of dit wel eens vaker was gebeurd. "Nee mijnheer, ik werk hier al vele jaren, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt".

Onlangs had J. twee vrijkaartjes gewonnen van de Postcodeloterij en deze week besloten we ze te verzilveren en onze nationale trots weer eens te bezoeken. We beperkten ons ditmaal tot de tuinen, de ‘Kwab’ tentoonstelling, de Eregalerij en de laatmiddeleeuwse schilders. Kwab? Ik geef toe, we hadden er nooit van gehoord.

De tentoonstelling heet ‘Kwab. Dutch design in de eeuw van Rembrandt’. Kwab is een lobbige stijl waarin allerlei gebruiksvoorwerpen en ornamenten werden ontworpen. Het stamt uit de 17e eeuw en je kijkt echt je ogen uit. Bizar dat deze amorfe kunst zou oud is, het lijkt niet te passen in dat tijdsgewricht. Het bleek zeker de moeite waard. Ik verwijs verder naar de website van het Rijksmuseum: https://www.rijksmuseum.nl/nl/kwab-tentoonstelling

Jaren geleden waren we in het Mauritshuis. Mijn moeder leefde toen nog en wilde dolgraag naar de tentoonstelling van de ‘Winterschilders’, winterse landschappen door Nederlandse schilders uit de afgelopen eeuwen. Prachtige tentoonstelling, maar ik werd vooral getroffen door een schilderij van Rembrandt uit de vaste collectie. Het gaat om zijn laatste zelfportret uit 1669. Op een meter of twee afstand is het gewoon een mooi schilderij en typisch voor Rembrandt. Maar naar mate je dichter en dichter bij het schilderij komt verandert het werk in een schijnbare wanorde van ontelbare kleuren en vraag je je af hoe iemand in vredesnaam dit heeft kunnen maken. Het lijkt bijna het werk van een bezetene.



Het was, voor zover ik mij kan herinneren, de eerste keer dat ik volkomen gefascineerd en geraakt werd door een kunstwerk in een museum. Tijdens de Kwab tentoonstelling gebeurde het mij voor de tweede keer. Het Rijksmuseum heeft gekozen om, behalve de Kwab kunstwerken, tevens een groot aantal schilderijen tentoon te stellen waarop de Kwab objecten zijn afgebeeld door schilders uit die tijd. Leuk, dan krijgt het allemaal zo zijn context. In één van de zalen stuitte ik op het werk ‘Vanitas-stilleven met zelfportret van de schilder, 1651, David Bailly’. Ik heb nog nooit zoiets gezien, wat een onwaarschijnlijk schitterend schilderij. Wat een mysterie en wat een techniek.

Vanitas is Latijn en betekent ijdelheid en leegheid. De uitdrukking 'IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid' komt uit de bijbel. Er wordt gezinspeeld dat het aardse leeg en onbetekenend is ten opzichte wat komen gaat, de dood en de eeuwigheid. De titel van dit verhaal is de Latijnse vertaling van de uitdrukking. In de 17e eeuw was Vanitas een thema in de kunst. De symbolen van Vanitas werden op schilderijen weergegeven in de vorm van schedels, dovende kaarsen, zeepbellen, enzovoort. Benadrukt werd dat onze tijd op dit ondermaanse maar relatief was. Ik vind dergelijk abstract en conceptueel denken wel bijzonder voor die tijd.

Bailly doet er in zijn schilderij nog een schepje bovenop. Zijn Vanitas is tevens een zelfportret en dateert van 1651. David is op dat moment 67 jaar oud. De persoon die aan tafel zit is de kunstenaar als jongeman en hij houdt een schilderij omhoog van zichzelf als oudere man van, neem ik aan, 67 jaar. Een bizarre truc met de tijd die in werkelijkheid nooit heeft plaats kunnen vinden. ‘Mindf*ck’ avant la lettre. Het kunstwerk zit verder vol met Vanitas verwijzingen maar ook met elementen als een vaag portret op de achtergrond, een kopie van Frans Hals’ luitspeler aan de muur en een dichtgevouwen briefje onderaan het schilderij. Wat is de betekenis daarvan? Het schilderij is technisch, grotendeels, van zeer hoog niveau. De afwerking van de achtergrond laat hier en daar te wensen over. Dat is jammer, maar doet voor mij niets af aan de verpletterende indruk die het werk op mij achterliet. Het is een onderdeel van de vaste collectie van de Lakenhal in Leiden.


David Bailly, was de zoon van een Vlaamse immigrant en werkte en leefde in Leiden van 1584 tot zijn dood in 1657. Hij maakte studiereizen door Europa en werkte voor Duitse prinsen. Voor wie meer van hem wil weten is Wikipedia geduldig, maar op de website van het RKD vindt u alles. Het RKD is het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en is een van de belangrijkste documentatie- en onderzoeksinstellingen ter wereld. Hun website: https://rkd.nl/en/ Dit wist ik natuurlijk ook niet, maar weblogs schrijven is een leerzame bezigheid.

Hebben we een epiloog nodig? Een moraal? Misschien toch wel een beetje. Als kind en tiener tekende en schilderde ik er flink op los. Niet onverdienstelijk want veel lager dan een ‘9’ scoorde ik zelden met mijn werk op school. Ben ik dan een opschepper? Ik denk het niet, want zo was het. Ik werd door menig tekenleraar gemaand naar de Kunstacademie te gaan. Mijn ouders waren daar niet enthousiast over en zowel de ambitie als de vaardigheid is vervlogen in de tijd. Jammer. Mijn interesse in kunst en cultuur was er al vroeg. Ook die interesse werd sleets en werd geabsorbeerd door andere hobby’s en zaken zoals reizen, muziek, lezen, fotografie, het leven van alledag en, natuurlijk, dat verdomde werk. Dat is eigenlijk wel jammer, want, zo blijkt, ergens zit de fascinatie, met name voor schilder- en tekenkunst, nog wel ergens in mij. Moraal van het verhaal is dat wij toch eens wat vaker een museaal uitstapje moeten maken. Het is de moeite waard om mijn interesse van ooit weer eens wat nieuw leven in te blazen. En de reiziger naar verre oorden adviseer ik toch vooral de ‘straat’ niet te vergeten en niet al te veel tijd te verspillen tussen potten en pannen in vitrines. Ik bedoel het goed maar ik weet natuurlijk ook wel dat eenieder dat mooi voor zichzelf bepaalt. Hoe dan ook, ik wens iedereen veel wijsheid en plezier met zijn of haar keuze. O ja, als u ooit in Sint Petersburg bent en de kans krijgt, gewoon lekker een ochtendje in de Hermitage gaan kijken hoor. Zonder gids... 😃

dinsdag 31 juli 2018

TOMASZ STANKO R.I.P.

Een boer’n kaaskop, dat ben ik. Een echte Jan-de-Hollander. Overleggen, pappen, nat houden, polderen. Dat werk. Het is een beetje kort door de bocht, maar zo zitten wel heel veel Nederlanders in elkaar. Het is, denk ik, één van de redenen dat we al eeuwen een succesvol volkje zijn. Ik generaliseer hier wel behoorlijk,  maar ik geloof wel in een gemiddelde volksaard. Fransen, Italianen, Britten, Indiërs, Chinezen, ze lijken toch allemaal met hun eigen volkse sopje te zijn overgoten. Polen kennen we allemaal van de klusbussen, te grote ouwe BMW’s en zwijgende mannen die hun winkelwagen vol gooien met diepvries pizza’s en blikken bier. Toch? Nu komt de nuance om de hoek kijken. Net als dat er Italianen bestaan die stil in een hoekje zitten en er Britten rondlopen zonder gevoel voor humor, bestaan er Polen met soul. Daar gaat dit In memoriam over. 

Tomasz Stańko was een Poolse trompettist en componist en één van de meest vooraanstaande muzikanten in de Europese jazz scene. Zijn faam reikte ook ver buiten Europa. Stanko overleed eergisteren op 76-jarige leeftijd in Warschau aan de gevolgen van ‘de’ rotziekte. Ik ontdekte Tomasz’ muziek ergens medio jaren negentig. Hij was toen net een tweede muzikale koers ingeslagen: muzikaler, meer soul, maar vooral creatiever en sfeervoller. Bovendien werd zijn muziek voortaan vastgelegd op Manfred Eicher’s ECM label en dat doet elke muziek goed. 

Stanko debuteerde in de late jaren vijftig en speelde gedurende zijn leven met vele groten uit de jazz wereld, maar ook met klassieke componisten als Krzysztof Penderecki. Net als zijn grote voorbeeld, Miles Davis, was hij een mentor voor jonge muzikanten. De albums ‘Litania’ en ‘Dark Eyes’ werden een relatief succes. Zijn oudere muziek spreekt mij minder aan, want iets te veel free jazz. Adel verplicht en ik wilde hier niet voorbij gaan aan het overlijden van Tomasz Stanko.



©Publicity picture – London Jazz News

Ik heb geen bijzondere associaties met Stanko anders dan dat het een briljant trompettist  was en dat ik een paar mooie albums van hem heb en regelmatig luister. Stanko word ik nooit zat. Hij bood ook een podium aan één van de beste jazzpianisten van de afgelopen decennia, Marcin Wasilewski. Op 19 mei jl. bezocht ik samen met Stijn een concert van het Marcin Wasilewski trio in LantarenVenster in Rotterdam. Onze verwachtingen waren zeer hoog gespannen en die werden beloond, althans in technisch opzicht. Muzikaal gezien een fantastisch staaltje, maar de sfeer ontbrak. Alsof ze in een studio speelden. Jammer, want het hele concert kon ik niet onderdrukken dat ik naar Stanko’s erfgenaam zat te luisteren en daar had wel wat meer passie vanaf mogen stralen. Maar ja, dat is ook de Poolse volksaard denk ik… Het is de enige keer dat ik een concert heb bijgewoond van iemand uit de Stanko stallen. Tomasz heb ik zelf nooit live zien spelen.

Er 'liggen' nota bene al een tijdje twee albums voor mij klaar die  ik nog van FLAC naar CD moet processen: ‘Lontano’ en ‘Wislawa’. Toeval bestaat niet. Stanko's laatste studio album met zijn nieuwe New York Quartet heet ‘December Avenue’ en ken ik nog niet. Ik heb dus nog wat huis- en luisterwerk te doen. Ik verheug mij er op en houd op die manier voor mijzelf de herinnering levend aan de iconische muzikant Tomasz Stanko.

Remembering Tomasz Stanko - 
Sequenced by Manfred Eicher - July 31, 2018





MARCIN WASILEWSKI TRIO – LANTARENVENSTER – 19 MEI 2017

Marcin Wasilewski kende ik eigenlijk wel maar ook weer niet. Uiteraard wel als de fenomenale pianist van Tomasz Stanko, maar niet als zelfstandig muzikant. Of was ik het vergeten? Hoe dan ook, een paar jaar geleden stuitte ik op het album ‘January’ van Wasilewski. Ik was meteen verkocht en sindsdien ben ik fan. Wasilewski behoort tot de beste jazz pianisten ‘ever’ en toen hij in Nederland zou optreden heb ik gelijk twee kaartjes voor mij en Stijn gekocht. De muziekvrienden waren verhinderd. LantarenVenster staat garant voor goede akoestiek en de avond kon niet kapot…


Muzikaal was het goed, gelikt, perfect maar het werd een wat zielloos gebeuren. Er werd door Marcin of de andere muzikanten geen woord gezegd. Ze keken niet eens de zaal in. We hadden net zo goed een CD kunnen luisteren. Het was daardoor eigenlijk een rare avond en ook wel een beetje een ontgoocheling. Je wil toch wat interactie tijdens een live concert en het gevoel dat de muzikanten het ook naar hun zin hebben?

Marcin Wasilewski – piano
Slawomir Kurkiewicz – contrabas
Michal Miśkiewicz – drums


NIK BÄRTSCH – TIVOLI UTRECHT – 2 MEI 2018

We waren in oktober vorig jaar nog geweest. Naar ‘Nik’. In Rotterdam en dat was geweldig (https://goo.gl/iKbbnw). Ik beperk mij hier dus een beetje want de geschiedenis herhaalde zich grotendeels, maar niet helemaal. We hadden afgesproken om met zijn vieren wat te eten voorafgaand aan het concert. Het was praktischer onafhankelijk naar Utrecht te reizen en we ontmoetten elkaar in Tivoli waar we eerst een ‘vorkje prikten’ zoals dat zo mooi heet tegenwoordig. We moesten in Tivoli helemaal naar de zolder klimmen en dat is echt serieus hoog. Nik Bärtsch’s Ronin kreeg deze avond een tweederangs zaaltje. Een klein podium en het publiek mocht zitten op losse stoelen. Ik vond het eerlijk gezegd wel een beetje een aanfluiting. 



Ons concert was vlak voor de première van hun nieuwste album ‘Awase’ en daar speelden de mannen natuurlijk wat nummers van. Anderhalf uur te gekke ‘ritual groove music’ waar niets aan af te dingen was. Helaas was de akoestiek niet optimaal. Met een trap kon je nog naar een soort balkon en daar had je een mooi zicht en klonk het beter. Maar Nik en zijn mannen verdienden meer dan een podium op zolder. De volgende dag waren ze te gast bij de VPRO. Op Youtube staat het interview met Nik door Giovanca en twee van hun nummers. 




Na het concert scoorden we de nieuwe CD en/of LP en lieten Nik signeren. Hij herkende mij meteen en begon een praatje. Leuk. Het is volgens mij echt een hele aardige kerel. Later hebben we nog een paar mailtjes heen en weer gestuurd. Maar, op zolder of niet, we hadden weer een hele fijne en gezellige avond. Goeie muziek met vrienden. Prachtig.

Nik Bärtsch - piano
Kaspar Rast - drums
Thomy Jordi - electric bass
Sha - sax & bass clarinet

woensdag 11 juli 2018

MERCEDES A 180D BUSINESS SOLUTION

Ik ben alweer een tijdje uit de lucht. De blog-lucht bedoel ik dan. Druk, druk, druk. Ik had te weinig tijd om te schrijven, of gaf er de prioriteit niet aan. Hoe dat in de toekomst verder gaat weet ik nog niet, want ik schrijf alleen verhaaltjes wanneer die als vanzelf boven komen drijven. Ik ben de afgelopen paar maanden naar een paar concerten geweest en daar wil ik nog wel wat over kwijt. Dat komt nog wel. Voor nu ga ik u informeren dat ik alweer een paar weken in een andere auto rijd. Ja, echt. Dat is pas verrassend nieuws he? Maar niet heus. Het is leaseauto numero zoveel. Ik heb dit keer mijn excel sheetje nog niet geraadpleegd welk 'volgnummer' deze heeft. 'Tig' zal ik maar zeggen.


Deze keer rijd ik 'premium' zoals dat heet in autotermen. Een Mercedes, mocht het u nog niet zijn opgevallen. De meeste lezers zal het een worst zijn, maar voor de petrolheads en andere geïnteresseerden zijn mijn uitgebreide bevindingen te lezen op de website van Autoweek. De review staat hier: https://goo.gl/Xpdqhq

zondag 18 februari 2018

PLAATJES DRAAIEN

INTRODUCTIE
Het is onvermijdelijk, serieuze muziekliefhebbers moeten allemaal aan de Hi-Res Audio (hierna noem ik het 'HRA'). HR staat voor ‘High Resolution’ en refereert aan de hoge kwaliteit van professionele muziekopnamen in de studio met een hogere kwaliteit dan die van een CD. De kwaliteitsnorm was vroeger de Compact Disc, maar met de verbetering van digitale technieken in de voorbije decennia is de CD als digitale kwaliteitsnorm in de studio al jaren geleden ingehaald. Tot voor relatief kort was muziek in HRA niet voor iedereen beschikbaar. Er zijn wat uitzonderingen, zoals de Super Audio CD (SACD) en DVD-Audio. Briljante HRA producten 'avant la lettre', maar die zijn nooit echt aangeslagen. De CD bleef min of meer de enige populaire drager van goede digitale audio-kwaliteit en beschikbaar met alle denkbare muziek. Die exclusiviteit lijkt nu echt op zijn einde te lopen. De dagen van de Compact Disc zijn geteld. HRA bestanden zijn al een tijdje beschikbaar en te downloaden via allerlei websites of zelfs te ‘streamen’. Ik merkte dat ik de laatste tijd de stand van zaken van audiotechniek, met name HRA, een beetje was kwijt geraakt en besloot mij weer eens nader in de hele materie te verdiepen. Die verdieping heb ik in deze weblog vastgelegd. Het was geen sinecure. Mijn blogs schrijf ik meestal in één ruk en dat gaat vaak heel snel. Achteraf redactie doen en plaatjes er bij zoeken kost vaak nog meer tijd. Deze keer heb ik toch aardig wat zitten zoeken op internet voordat ik überhaupt begon met het schrijven. Ik wilde goed weten hoe het nou precies allemaal zat. Bovendien wilde ik voor mijzelf en de eventuele lezers het ook nog eens begrijpelijk opschrijven. Het was best een bevalling eigenlijk, te meer omdat ik merkte dat ik vaak de klok wel had horen luiden maar niet precies wist waar de klepel hing. Maar ik denk dat ik het meeste van de materie nu wel helder op mijn netvlies heb. Ik hoop dat het is gelukt om een en ander begrijpelijk te verwoorden. Zal deze blog zonder fouten zijn? Dat zal wel niet en ik laat mij graag corrigeren. Maar ik heb natuurlijk mijn best gedaan en ik hoop dat de fouten binnen de perken blijven. Met het lezen en doorploegen van allerlei websites werd ik geconfronteerd met een oerwoud aan informatie. Het werd mij snel duidelijk dat je bij de professionals veel betere en gedegener informatie vindt dan bij allerlei HiFi websites. Denk daarbij aan sites van geluidsstudio's, audio mastering studio's, sound engineers, conservatoriums, muziekscholen en producenten van professionele audio-apparatuur. Niet zelden lees je dan ontnuchterende informatie die misschien niet iedere HiFi liefhebber wil horen. Daar ga ik hier verder niet te veel op in, maar gaf mij wel weer de nodige inzichten. 

Wat hierna volgt is wat natuurkunde, wat geschiedenis, wat navel staren in mijn eigen audio-historie, wat overwegingen en vooral veel (digitale) techniek. Het zijn allemaal aspecten die ik belangrijk vind om mijn verhaal de volledige context mee te geven. Het is meer een half boek geworden (16 A4'tjes zonder illustraties) dan een blog. Ik hoop dat dit relaas interessant is voor degenen die er wat meer van willen weten. Ik vrees dat alle anderen snel afhaken. U bent gewaarschuwd.

EEN BEETJE NATUURKUNDE
Geluid, veroorzaakt door veranderingen van luchtdruk, plant zich voort in de vorm van vloeiende geluidsgolven, geordende luchtmoleculen in feite. De amplitude, de hoogte van de golf geeft, het geluidsniveau aan. Hoe hoger de golf, hoe hoger het geluidsniveau. Het geluidsniveau drukken we uit in decibel. De golflengte geeft de toonhoogte aan. Hoe korter de golf, hoe hoger het geluid. Dat is de frequentie. De eenheid van frequentie noemen we Hertz en geeft het aantal trillingen per seconde aan. Het is voor de meesten van ons allemaal nog wel bekend van de schoolbanken. Een geluidsgolf is vloeiend en dat noemen we analoog. Het menselijk oor is in staat om de meeste subtiele aspecten van geluid te registreren en door te geven aan ons brein. Alle informatie die onze hersenen ontvangt wordt vertaald en individueel gepercipieerd. Dat is wel belangrijk om te vast te houden, mensen ervaren de sensatie van geluid op zeer individueel niveau.

Het vastleggen van geluid gebeurt met een microfoon. De microfoon maakt van een luchttrilling een elektrisch signaal dat kan worden vastgelegd op een magnetische band of een digitaal opslagmedium, een computer. Met het analoge bronmateriaal van de magnetische band kan een LP worden gemaakt. Op de LP worden de geluidsgolven als een analoog kronkelpad vastgelegd. De naald van de platenspeler beweegt mee met die kronkels en die bewegingen worden vertaald in een elektrisch stroompje en via de versterker naar de luidsprekers doorgegeven. Hoe hebben ze het ooit kunnen uitvinden? Je kunt het elektrische microfoonsignaal ook digitaal omrekenen en opslaan met een ‘Analog to Digital Converter' (ADC). De hele geluidsgolf wordt dan omgezet in een grote hoeveelheid stukjes data, ‘samples’. De analoge golf is dan numeriek vastgelegd maar is niet helemaal 100% identiek aan de oorspronkelijke analoge geluidsgolf. De digitale geluidsgolf is niet vloeiend maar getrapt. Het hele proces noemen we 'Signaal Processing' waarbij het de bedoeling is een continue-tijdsignaal naar een discreet-tijdssignaal om te zetten. Met discreet wordt bedoeld een serie van concrete waarden, getallen dus. Hapklare brokjes zou je het ook kunnen noemen. Met de verkregen discrete waarden kun je, met behulp van software en diverse apparaten, een CD branden. Of een LP snijden, maar die is dan niet meer zuiver analoog.



De digitale geluidsgolf is dus een numerieke benadering van de analoge geluidsgolf. Het menselijk brein kan die digitale informatie niet als geluid waarnemen en daarom wordt in de CD speler met een ‘Digital Audio Converter’ (DAC) de digitale informatie weer analoog gemaakt. Digitaal geluid bestaat dus niet. De versterker verwerkt de informatie en zendt het elektrische signaal naar de luidsprekerunits. De reden om te digitaliseren is dat je met digitale informatie van alles kunt doen met betrekking tot opslag, bewerking, manipulatie, transport en noem maar op. Bovendien ben je van de nadelen van de magnetische band en LP af. Geen slijtage, geen veroudering, geen krassen, geen stof, enzovoort. In het digitaliseringsproces gaat er per definitie wel informatie verloren, hoe weinig dat ook is. 

Digitale data kun je opslaan op allerlei manieren maar je kunt het op basis van internettechnologie ook 'streamen' waarbij de informatie stroomt. Vergelijk het met een radiosignaal. Je kunt bijvoorbeeld muziek streamen vanaf je eigen computer naar je eigen HiFi. Dat kan via een kabel, maar ook draadloos via de WiFi. Je kunt ook data streamen van internet. De bekendste voorbeelden zijn Youtube en Spotify.

DE DRAGERS
Daar ging ik dan. Door wind en regen op mijn Pierce Arrow fiets met Sturmey Archer versnellingen. Aan het stuur een wapperende plastic LP-tas met daarin mijn nieuwste aanwinst. Het is het beeld van mijzelf wat ik heb ik als ik aan medio jaren zeventig denk. Mijn bescheiden zakgeld brandde in mijn portemonnee. Ik was hongerig naar nieuwe muziek. Aanvankelijk was het alternatieve rock wat de klok sloeg, maar al snel ontdekte ik de wereld van jazz, fusion, minimal music en dergelijke. De stroom nieuwe muziek was niet te stuiten en er was met mijn bescheiden budget bijna niet tegen op te kopen. Elke aanschaf was een juweel. Niet alleen in muzikaal maar ook in artistiek opzicht. Het uit de verpakking halen van een nieuwe LP was bijna een magisch moment. De lucht van drukinkt van de nieuwe hoes, de statische elektriciteit die je langs je handen voelde als je de zwarte schijf voor de eerste keer uit de witte hoes liet glijden. Prachtig. Daarna natuurlijk het moment dat je het hendeltje overhaalde en de naald langzaam in de aanloopgroef liet zakken. Prachtig. En wat waren die LP-hoezen vaak wonderschoon! Een kunstvorm op zich. 


De langspeelplaat, de LP, was de eerste populaire geluidsdrager. De Compact Cassette, een magnetische band, was meer een opname medium dan een primaire drager, die laat ik hier buiten beschouwing, evenals de 8-track tape. Dat was wel degelijk een primaire drager maar alleen in de Verenigde Staten populair. In 1982 deed de Compact Disc zijn intrede. De technologie van de CD was een doorontwikkeling van een uitvinding van ene mijnheer James Russell. Philips had al ervaring met de digitale video LaserDisc en samen met Sony ontwikkelde zij de Compact Disc. Het hele verhaal van de ontwikkeling van de CD leest als een technologisch jongensboek. Een leuke anekdote draait om het gaatje van een CD. Ik citeer Wikipedia: ‘Joop Sinjou, hoofd ontwikkeling audioproducten van Philips, noemde het bepalen van de diameter van het gat in de CD de snelste beslissing in de ontwikkelingsfase: "Ik legde een dubbeltje op tafel en dat werd de maat." ‘


Een Compact Disc moest (moet) voldoen aan de zogenaamde ‘Red Book’ standaarden. Het was inderdaad een rood boek waarin deze fysieke parameters zijn vastgelegd. Een CD dient een Lead-in area te hebben met een TOC (Table Of Contents) een Audio-deel en een Lead-out deel. Het audio-deel kon maximaal 74 minuten speeltijd bevatten. Later, tot en met de dag van vandaag, werd dat 79 minuten. Die 74 of 79 minuten worden bepaald door de ‘sample rate’ die wordt gebruikt om een CD te maken. Volgens de Red Book standaard hebben die stukjes data bij een CD de grootte van 16 bits. Die grootte heet ‘sample size’ of ‘bit depth’ of bitdiepte. Voor het maken van een CD wordt er 44.100 keer per seconde zo’n sample genomen van de geluidsgolf, of wel 44,1 KHz. Dat heet de ‘sample rate’ of ‘sample frequentie’. In beter Nederlands heet dat de bemonsteringsfrequentie, maar die term gebruikt geen mens volgens mij. Met andere woorden: de sample rate is het aantal keren dat een sample size van het geluidsignaal per seconde wordt genomen tijdens het analoog-naar-digitaal conversieproces. Deze manier van digitaal coderen heet ‘Pulse Code Modulation’ (PCM). De sample size is dus 16 bits en vertegenwoordigt 16 posities met de waarde 0 of 1. Dan gaan we machtsverheffen (2 tot de macht 16) en dat resulteert in 65.536 verschillende waarden om de gegevens vast te leggen. Deze digitale info wordt op het CD schijfje in de vorm van bultjes en deukjes 'gebrand', nog wat nabewerking en wat folielaagjes er over en klaar is kees. 

Ter verduidelijking hoe het proces verder verloopt (dank aan vriend R!) citeer ik hier een stukje van HiFi.nl. Mooier kan ik het niet beschrijven: "Een DAC krijgt een digitaal signaal aangeleverd, dat een waarde heeft van ‘0’ of ‘1’. Maar het blijft natuurlijk een elektrisch signaal. De DAC neemt dat signaal en zet sequentieel telkens een waarde om in een bepaalde voltage. Dat gebeurt in een bepaald tempo, dat afhankelijk is van de sampling rate of bemonsteringssnelheid van de muziek. Bij een bestand op cd-kwaliteit (44,1 kHz) is dat 22.500 keer per seconde. Waarom de helft? Dat heeft te maken met de samplingtheorie van Nyquist-Shannon, die stelt dat je een analoog signaal van een bepaald frequentiebereik kunt reconstrueren met het dubbele van zijn samplingrate. De uitvinders van de cd kozen voor 44,1 kHz omdat dit een bereik tot 22 kHz opleverde, wat net boven het theoretische topbereik van het menselijke gehoor is."



Een andere methode voor omzetting is Pulse Density Modulation' (PDM) hetgeen wordt gebruikt voor ‘Direct Stream Digital’ (DSD) om een SACD te maken of DSD te kunnen streamen. Bij PDM worden slechts 1 bit samples genomen, maar dan wel 64, 128, 256 of 512 keer zo vaak als bij een CD, hetgeen een extreem hoge geluidskwaliteit oplevert en de analoge golf dicht benadert.

Een kleine aanvulling. De term bitrate wordt vaak gebruikt om de bit depth aan te duiden. Dat is onjuist. Bitrate (gemeten in Kbps) is niet anders dan de hoeveelheid data per seconde, de bandbreedte eigenlijk, bij het afspelen. Een hogere bit rate transporteert meer data en resulteert in een betere kwaliteit. Een CD bijvoorbeeld heeft een bitrate van 1411 kbps, een MP3 192 van 192 kbps. 

DE (PERSOONLIJKE) HISTORIE
Ik draaide mijn platen aanvankelijk op een oude mono platenspeler van Philips van mijn ouders. Dat ding stamde uit de jaren vijftig. Ik had hem aangesloten op een even oude radio met zo’n mooi groen lichtend ‘oog’. Daarna volgde er allerlei stereo apparatuur, 'kassies'. Platenspelers, versterkers, luidsprekers, tuners en cassettedecks. Philips, Hansmann (zelfbouw), Yamaha, Dual, Panasonic, Accoustic Research, Hepta en Technics. Alhoewel ik nooit een ‘early adopter’ ben geweest kon ik niet wachten tot de introductie van een betaalbare CD speler. Ik woonde bij mijn moeder op zolder en de LP’s bleken een magneet voor stof en microscopisch gruis die tussen dakpannen en betimmering naar binnen waaiden. 



Een CD speler zou aan die handicap een einde maken. Begin 1985 schafte ik de Philips CD104 aan. Tot op de dag van vandaag wordt het CD-loopwerk van dit apparaat beschouwd als het beste ooit gemaakt. Onverwoestbaar en een 'collectors item'. Die had ik nooit weg moeten doen.



De zolder speelde overigens geen rol meer, want ik woonde inmiddels op mijzelf in onze oude binnenstad op vijf hoog. Een soort penthouse en een fantastische plek om ongehinderd muziek te luisteren. Natuurlijk kon een CD-hoesje niet concurreren met de LP-hoes, maar ik vond een CD een mooi product. Nog steeds. Mooi glimmend schijfje, strak doosje, leuk boekje met info en het hoesje kon er prima mee door. Ik vind het nog steeds hebbedingetjes en, net als boeken en platen, staat een gevulde kast met CD’s gewoon mooi. Wat in het begin wel tegen viel was de geluidskwaliteit. Links of rechtsom, de LP klonk aanvankelijk gewoon beter. Maar naar mate de digitale technieken verbeterden werd de CD steeds beter en vergaten we allemaal die goeie ouwe LP. CD’s ben ik blijven kopen. De laatste jaren maakte ik ze ook zelf. Downloaden, branden, hoesje maken en in een doosje doen. Leuk werk, maar dat heb ik hier wel vaker aangehaald.



In de jaren negentig bouwde ik samen met vriend JK. twee luidsprekers. Het was een bouwpakket, want in de reguliere HiFi-winkels vond ik niets van dat niveau wat ook maar in de buurt van mijn budget kwam. Het pakket was samengesteld met het beste wat je voor dat geld destijds kon kopen. Kevlar woofers,  high end tweeters, ‘state of the art’ scheidingsfilters en duimdikke MDF baffle en boven- onder- en zijkanten.  Bijna dertig kilo schoon aan de haak. Ik liet de speakers afwerken in bordeaux rood bij een autospuiter en tot op de dag van vandaag staan ze te schitteren in onze woonkamer. Echtgenote J. denkt daar natuurlijk anders over, maar door de kleur is de WAF score nog redelijk. WAF betekent ‘Wife Acceptance Factor’. Normaliter zitten de zwarte frontdoeken er overigens gewoon op, in verband met de WAF factor.



De speakers werden destijds ook kant- en klaar verkocht in Frankrijk en Duitsland onder de naam Davis Acoustics. Voor bijna 3000,- DM verwisselden ze van eigenaar. Dat was ruim het dubbele van wat ik er voor had betaald 😊. Davis Acoustics bestaat nog steeds. Ze hebben een eigen luidsprekerlijn, maar zijn vooral een z.g. OEM fabrikant die honderden modellen ‘drivers’ voert en levert aan een scala van gerenommeerde speaker- en autofabrikanten. OEM betekent ‘Original Equipment Manufacturer’.

Ik denk niet dat ik mijn Davis luidsprekers snel zal vervangen. Ze klinken nog alsof ik ze gisteren heb aangeschaft en ik moet de eerste speaker nog horen die een betere prijs/kwaliteit verhouding heeft. De laagweergave is sowieso onwaarschijnlijk goed. Strak, warm en zonder ook maar een spoortje van dreun. De zware constructie draagt daar vast zijn steentje ook aan bij. Mijn Pioneer versterker en SACD-speler zijn up to date en een goeie match. Mechanisch top-notch en audiofiel gewoon goed. In ieder geval goed genoeg voor mijn wensen. O ja, mijn, door JK., refurbished Sansui platenspeler mag ik niet vergeten. 



De luidsprekerbekabeling van mijn set is niets bijzonders maar goed genoeg en de interlinks zijn van Van den Hul. ‘Mijn muziek’ is nog steeds fusion (world-) jazz. Marcus Miller bijvoorbeeld. Het is eigenlijk de enige soort muziek die ik af en toe eens lekker hard draai en ook goed accordeert met mijn setje. Mooi en audiofiel opgenomen esoterische muziek, zoals die van het ECM label, draai ik minder hard maar luister ik wel met aandacht. Dat doet mijn HiFi ook best goed, maar daar valt uiteraard nog genoeg winst te halen. De lucht is tenslotte de limiet in de wereld van 'consumer audio'. Klassiek, vooral symfonisch, klinkt eigenlijk bij mij niet bijzonder. Eerlijk gezegd vind ik dat zelden goed klinken in een huiskamer, dan kan ik mij beter vervoegen bij vriend J. op zolder of in het Concertgebouw. Andere muziek draai ik niet hard of daar luister ik meer consumptief naar en dan is het audiofiele aspect minder spannend. In mijn ‘man cave’ heb ik een oud maar prima setje. Een Luxman versterker, een Sony CD-speler, een Thorens platenspeler en twee B&W DM301 refurbished luidsperkers. Doet het allemaal nog prima.



Naast mijn fysieke LP’s en CD’s heb ik ongeveer 50% van mijn digitale muziek (gedownload of gekocht, respectievelijk geript) in mijn iTunes bibliotheek staan. Via WiFi, iPad, USB kabel en de Pioneer SACD DAC, kunnen we dus gewoon muziek streamen. Mijn vrouw doet dat regematig. Lekker makkelijk. Ik stream nooit, want ik wordt vreselijk onrustig van dat gezap, want dat kan ik niet onderdrukken. Bovendien klinken de CD’s nog altijd beter dan de stream. Dat is de technische stand van zaken ten aanzien van audio onder ons dak. 

HI-RES AUDIO
Hoge Resolutie audio is de beste digitale benadering van de oneindige resolutie van het analoge geluidssignaal. Met resolutie wordt bedoeld de mate van frequentie van bemonstering, de sample rate, en de grootte van de monsters, de samples. De resolutie van digitale signalen is echter wel eindig. Bij de conversie gaat daarom altijd informatie (kwaliteit?) verloren. Zoals al gezegd, wordt met HRA een kwaliteit bedoeld die beter is dan die van een CD. Dus meer dan een sample rate van 44,1 KHz én samples van meer dan 16 bits. Zo eenvoudig is het. HRA audiobestanden kennen een sample rate van 96 kHz tot 192 kHz waarbij de samples een grootte hebben van 24-bits. Het dynamische bereik, van zacht tot hard, wordt bepaald door de bitdiepte. Hoe groter de bitdiepte hoe groter het bereik en hoe beter de muziek theoretisch klinkt. Dit is waar het allemaal om gaat, HRA heeft een groter dynamisch bereik dan alle andere 'formaten'. Voorwaarde is wel dat de installatie dit kan weergeven. Ook het grotere frequentiebereik tot bijna 100 KHz zou bij moeten dragen in een mooie HRA ervaring, maar dat is sterk afhankelijk van leeftijd van de luisteraar. 

Theoretisch (fysiologisch) bekeken ligt het bereik waarop het verschil van HRA en CD is gebaseerd ver buiten het bereik van het menselijk gehoor. Onderzoek wijst uit dat zeer ervaren luisteraars de verschillen kunnen waarnemen. Ik kom het aspect van waarneming straks nog terug. HRA bestanden komen niet overeen met de parameters van het Red Book en kunnen en passen niet op een CD. De tegenhanger van HRA is compressie. We kunnen de verkregen digitale informatie uit de studio ook comprimeren. Kleiner maken. De ‘samples’ bevatten dan minder informatie en de trapjes van de geluidsgolf worden dan grover. Zie de illustratie hierna. Compressie is handig als je beperkte opslagruimte heb en, bovenal, je kunt er goed mee streamen door de lucht, zoals 4G en thuis via de WiFi. Ik kom er straks uitgebreid op terug.




Voor het maken van een CD gebruikt men het PCM audiosignaal dat ongecomprimeerd wordt vastgelegd als een soort ‘RAW’ bestand (zoals bij fotografie). Het PCM audiosignaal kan ook als ongecomprimeerd WAV bestand (‘Wave Audio Format’) of ongecomprimeerd AIFF bestand (Audio Interchange File Format) worden vastgelegd. Bij HRA is de ‘Red Book’ standaard niet van toepassing, want de CD is niet in beeld. De bestanden kunnen dus zo groot worden als de sound engineer wenst. Zowel WAV als AIFF bevatten de volledige en identieke informatie van het  originele audiobestand. Deze bestandsformaten zijn te comprimeren naar ‘Lossless’ of ‘Lossy’ bestanden. Dat gebeurt met zogenaamde ‘Codecs’, software om te comprimeren of te decomprimeren. Lossless wil zeggen dat met een compressie-algoritme het muziekbestand kleiner wordt gemaakt voor opslagcapaciteit en/of transmissiecapaciteit. Met het afspelen wordt het bestand weer uitgepakt zonder verlies van informatie. Vergelijk het met een ZIP bestand. De High End liefhebbers voeren discussie over de kwaliteit van Lossless Codecs. Een discussie waar ik mij niet in kan of wil mengen. Wil je zekerheid, dan zijn WAV en AIFF het beste bronmateriaal. Voorbeelden van de bekendste lossless codecs zijn FLAC (Free Lossless Audio Codec) en Apple Lossless (ALAC). Lossy wil zeggen dat er (grotendeels) redundante data is verwijderd en er nog meer is gecomprimeerd dan bij ‘Lossless’ audio. Lossy kan nooit HRA zijn.

Dan is er sinds kort ook 
MQA (Master Quality Authenticated). Een mooie nieuwe technologie bedacht door engineers van het Britse HiFi merk Meridian. Het is eigenlijk een soort super ZIP formaat om HRA in te pakken en weer uit te pakken. Daar laat ik het verder bij want het is een verhaal op zich. Kijk maar eens op Google. Ik durf mijn hoedje er onder te verwedden dat het niks wordt. Dan moet je toch echt Sony BMG, Warner, Universal en dat soort giganten achter je hebben staan, anders kun je het schudden ben ik bang.

De HRA bestanden die we kunnen downloaden of streamen zijn dus altijd WAV of AIFF (exacte kopie) en FLAC of ALAC (lossless compressie), of, eventueel, DSD. De 24-bit/192kHz versies zijn, afgezien van DSD, de hoogste kwaliteit bestanden die tot nu toe beschikbaar zijn en zijn identiek aan de studio master.  De sample size van een HRA is dus 24 bits. Als we dan het sommetje weer maken, 2 tot de macht 24, dan hebben we 16.777.216 verschillende waarden. Dat is 256 keer zo veel als bij een CD!


Hoe komen we aan die HRA audio-bestanden? Dat is vrij simpel. Die kun je, al een tijdje, downloaden van bepaalde websites of zelfs streamen. Ik noem Tidal, HDtracks, Qobuz en nog veel meer. Het Franse Qobuz is koploper en zal de eerste zijn die ook DSD aan gaat bieden. Het streamen gaat via 4G of via internet en WiFi. Mobiel kan het ook. Samsung heeft de Galaxy S8 nu al uitgerust met UHQ Audio 32-bit en DSD-ondersteuning. LG biedt vergelijkbare techniek aan en Apple en de rest volgen ongetwijfeld. Er zijn ook een paar draagbare spelers, van Sony bijvoorbeeld, die vergelijkbaar werken. Wil je de hoge kwaliteit van HRA thuis uitbuiten, dan stream je de aangeschafte en gedownloade bestanden bij voorkeur vanaf de eigen NAS server. NAS staat voor ‘Network Attached Storage’ en is een externe opslag (buiten de PC) die verbonden is met je thuis netwerk via de netwerkkabel en WiFi. Je kunt in de hele keten nog losse streamers plaatsen, en separate High End DAC’s, enzovoort. Alles moet uiteindelijk te bedienen zijn met een app op je tablet of telefoon. Als ik het terug lees kan ik mij voorstellen dat menigeen het spoor bijster is. Ja, een plaatje draaien is een heel wat begrijpelijker proces. Omdat het veel te ver gaat om een volledig schema te beschrijven hieronder een schematische voorstelling. 




Op de NAS kun je dus al je muziek en andere data zetten en benaderen met de bijbehorende app via WiFi. Ik zeg dat wel makkelijk, maar een CD verzameling op een NAS zetten (‘rippen’) is een monnikenwerk waar je maanden mee zoet kunt zijn, afhankelijk hoeveel CD's je hebt natuurlijk. De NAS moet je ook per netwerkkabel verbinden met je HiFi setje anders kun je sowieso geen HRA muziek streamen. Per WiFi gaat dat (nog!) niet. Van een HRA streamingprovider, zoals Qobuz, kun je via een, daarvoor softwarematig geschikte (!) netwerkspeler, nu ook rechtstreeks je HRA audio bestanden aan je HiFi doorgeven. Dat is het nieuwste van het nieuwste. De hele HRA en andere audio wereld ligt aan je voeten en dat rippen kun je skippen. Moet je wel een abonnement nemen en wat duizendjes steken in ‘kassies’ die op gepaste wijze met de vele data overweg kunnen want daar zitten nog wat technische haken en ogen aan. Maar als alles klopt, dan is het audiofiele nirwana wel bereikt.

DE PRAKTIJK
Om HRA in het juiste en complete perspectief te plaatsen wil ik ook wat zeggen over de andere digitale ‘formaten’ en mijn ervaringen daarmee. Dus: HRA, CD, Lossless, Lossy en ik neem de analoge LP ook nog even mee. 

Zoals gezegd kun je ongecomprimeerde WAV en AIFF data verkleinen naar lossless lossy compressiebestanden. Het bekendste formaat is MP3. Er zijn er nog veel meer. Spotify gebruikt bijvoorbeeld Ogg Vorbis, iTunes heeft zijn AAC. Voor Windows computers is het WMA, (Windows Media Audio). Met WMA heb ik overigens geen ervaring. De sampling rate van compressiebestanden blijft hetzelfde natuurlijk, maar de samples worden verkleind. De compressie wordt uitgedrukt in het aantal bits per seconde dat kan worden afgespeeld, de bit rate dus. Ter vergelijking heb ik wat data van muzieknummers op een rijtje gezet van songs uit mijn iTunes bibliotheek. De nummers hebben allemaal een speelduur van ± 10 minuten:


Ik heb een paar HRA bestanden en ook wat MP3 128 bestanden. HRA kan ik (nog) alleen luisteren vanaf mijn PC naar de PC speakertjes. Daar heb je dus niet zo veel aan. MP3 128 is echt onvoldoende voor een HiFi, ik kan ze eventueel voor een klein bedrag in de iTunes store wel upgraden. Waarom ik überhaupt compressie bestanden heb? Dat is vrij simpel: geld en gemak. Ik was zeer enthousiast toen iTunes op de markt kwam en ik raakte snel verslaafd aan het browsen op iTunes, ondersteund door informatie op Google en Youtube over artiesten, optredens, recensies, enzovoort. Een nieuwe manier van 'on demand' shoppen en voor de helft van het geld. Ik heb vele duizenden euro’s in mijn zak gehouden. Over de kwaliteit van het aangebodene hierna meer. Het zelf maken van een CD is voor mij een belangrijk ritueel geworden. 

Compressieformaten ontstonden vanwege de beperkingen die er waren ten aanzien van opslag en data transmissie. Die beperkingen zijn er bijna niet meer, maar compressie is nog ‘alive and kicking’. Denk met name aan Spotify, Youtube en iTunes die alleen gecomprimeerde muziek streamen of aanbieden, uiteraard omdat de telefoon daar verreweg de belangrijkste rol in speelt en een beperkte bandbreedte heeft. Compressieformaten zijn per definitie audiofiel inferieur aan CD en HRA. Maar goed uitgevoerde compressie is door 99,9% van de mensen niet te onderscheiden van een CD, laat staan HRA. Ik heb aardig wat ervaring met de diverse formaten opgedaan. Ik laat die hieronder kort de revue passeren. 

HRA
HRA klinkt sowieso geweldig, daar is geen discussie over mogelijk. Althans, als de hele keten van opname tot en met afspelen 'top notch' is. Of mijn oren en brein in staat zijn de verschillen waar te nemen met een heel goed opgenomen CD weet ik niet zeker. Eerlijk gezegd twijfel ik daar aan. Het waarnemen van een verschil wil dan ook nog niet eens zeggen dat het geluid ook daadwerkelijk beter is. Natuurlijk spreek ik voor mijzelf en dat wil ik benadrukkenIk ben mijn eigen 'benchmark'! Bovendien is het ook nog maar de vraag of ik ooit het verschil tussen HRA en CD op mijn middenklasse HiFi thuis ga waarnemen. Dat moet ik eerst maar eens empirisch vaststellen. Lastige materie, want om te testen moet je een blinde test doen en die test eigenlijk meer de luisteraar dan de apparatuur. Zo'n test is dus nooit objectief, maar kan wel vaststellen hoe ik mij als luisteraar verhoudt tot de geboden technologie. Wordt waarschijnlijk op enig moment vervolgd.

CD (RAW)
Van ronduit waardeloos, tot niet minder dan briljant. Vooral analoge opnamen uit de jaren tachtig en negentig die op CD werden gezet zijn vaak ronduit erbarmelijk. Ik draai ze eigenlijk gewoon niet meer. Een re-master kan misschien nog wat brengen. Er zijn uitzonderingen overigens, zoals van het ECM label. Zij hebben hun werk altijd goed gedaan. In de nieuwe eeuw is het snel beter geworden en het meeste wat de laatste jaren op de markt komt in ‘serieuze’ muziek is gewoon heel goed tot ‘kan niet beter’. Wat mij betreft: lang leve de CD!

ALAC
‘Apple Lossless Audio Codec’, het lossless formaat van Apple. Als ik een CD rip naar iTunes wordt het automatisch omgezet naar ALAC. Een gebrande CD vanuit ALAC moet identiek zijn aan een gekochte CD. Ik heb dat nooit echt getest, maar dat zou wel zo moeten zijn. Idem dito met FLAC.

MP 320
Het beste MP3 formaat. Mits de bron goed is, horen de meeste mensen geen verschil met een CD. Ik hoor het soms wel. Met een goede installatie en de juiste muziek zijn er in sommige gevallen door mij wel degelijk subtiele verschillen waar te nemen. Maar, mits de compressie goed is uitgevoerd, is de kwaliteit van MP 320 doorgaans zeer behoorlijk. Ook op een goede HiFi installatie. 

YOUTUBE (VBR)
Youtube? Ja, daar kan je muziek van downloaden. Illegaal eigenlijk. Ik heb uitsluitend live concerten gedownload en de kwaliteit varieert van knap beroerd tot onbegrijpelijk goed. Eén van de downloads (AAC 295 kbps VBR) behoort audiofiel (én muzikaal) bij het beste wat ik heb. Marcus Miller live in Leverkusen. Het is alsof je op de eerste rij in de zaal zit. De kwaliteit is niet te geloven eigenlijk en het tart alle logica.

AAC 256
‘Advanced Audio Coding’ is het compressieformaat gebruikt door Apple voor iTunes. Vanaf een bepaalde datum werd het verkrijgbaar op 256 kbps. Ik kan absoluut geen verschil horen met een gekochte CD. Sterker, AAC klinkt (!) af en toe gewoon beter. Ik heb dat diverse malen zelf vast mogen stellen. Het doel van AAC is, aldus Apple, behalve compressie, ook een streven naar muzikaliteit in de vorm van 'sound design': ‘the AAC format is designed to sound transparent and musical to human ears’. Dat klinkt sympathiek en het heeft er alle schijn van dat het nog waar is ook. Apple gebruikt voor iTunes uitsluitend de hoogste kwaliteit studiomateriaal om haar algoritmes er op los te laten. Ik heb een flink bestand van gebrande CD’s gebaseerd op AAC 256 en die klinken, zonder uitzondering, uitstekend. Hieronder een visuele analyse van FLAC en AAC VBR (Variable Bit Rate) van hetzelfde nummer. De verschillen zijn er wel, maar marginaal.



Sinds enige tijd bestaat er AAC iTunes Plus en, nog recenter, AAC ‘Mastered For iTunes’ (MFIT). In dat laatste geval is de aangeleverde data opnieuw gemastered waarbij onder andere volume, EQ, loudness-compressie en andere ‘flaws’ worden aangepast of gecorrigeerd. Het resultaat wordt door Apple minimaal gegarandeerd als CD kwaliteit. In tests blijkt dat de mastering van MFIT niet zelden resulteert in een ander en vooral beter klinkend eindproduct dan de fysieke CD winkelversie en zelfs de 24 bits master benadert. Let op: ik gebruik steeds nadrukkelijk het woord 'klinken'. Het is allemaal behoorlijk subjectief!




MP3 192
Een redelijk MP3 compressie formaat, alhoewel de onderlinge verschillen groot kunnen zijn. Ik heb er enkele omgezet op CD. Sommige zijn gewoon best goed, maar ik heb er ook een paar die veel (te) vlak zijn. Het kan ook aan de bron liggen natuurlijk. Oppassen met je speakers want er kunnen soms hele rare subsonische bijgeluiden langs komen. 

MP3 128
Je kunt er naar luisteren, laat ik het zo zeggen. Het zal, als je het zachtjes op de achtergrond afspeelt, geen mens opvallen. Maar strikt gezien ongeschikt voor HiFi weergave.

LP
Die benoem ik hier toch ook nog maar even. Over de 'romantische' aspecten heb ik het al gehad. Hoe zit het met het geluid? Stof en krassen zijn natuurlijk een issue. Sinds mijn Sansui met Ortofon element heb ik wel gemerkt dat 90% van de bijgeluiden verdwenen zijn! Zo belangrijk zijn een goede arm en element. De discussie tussen voor- en tegenstanders duurt al decennia voort en de laatste tijd trekt de CD aan het kortste einde. Dat komt natuurlijk omdat een LP gewoon een mooi medium én bezit is. Plaatjes draaien is een leuke bezigheid is en, mits de opname en persing deugen, ligt een LP lekker in het gehoor. Het geluid is vaak warm, niet opdringerig en wordt door velen als heel aangenaam ervaren. Ik hoor daar ook bij. Het zal wellicht juist aan de beperkingen van het medium liggen. Het dynamisch bereik van een LP is belangrijk minder dan van een CD. Maar door die handicap ervaren sommigen misschien het geluid als lekker 'soft'. Wie zal het zeggen? 

DE MENSELIJKE MAAT
In de HiFi en, vooral, High End audio wereld, is de CD ‘over night’ volledig uit de gratie. Bijna letterlijk. We moeten allemaal opeens onze audio gaan streamen. Liefst HRA natuurlijk. Sommige van mijn muziekvrienden staan helemaal in ‘overdrive’ en kunnen niet wachten om hun systeem op te waarderen naar HRA, de natte High End audio droom. Gelijk hebben ze, leve de hobby! Maar, ik dan? Zal ik aan mijn rituelen blijven vast houden? 

Muziek streamen zet qua gemak en audiokwaliteit (HRA) alles in de schaduw van wat we gewend zijn. Het uitbreiden en/of completeren van aanbod is een kwestie van tijd. U kunt die dozen met oude muziekcassettes en kasten met LP’s en CD’s wel leeg maken en naar het grof vuil brengen. Het is het einde van een tijdperk. Maarre… zo makkelijk gaat dat allemaal ook weer niet. Ik ben nota bene bijna een halve eeuw bezig geweest om een mooie discotheek op te bouwen. Ik heb ± 1000 LP’s en ± 1250 CD’s. Toegegeven, de LP’s komen niet vaak meer uit hun hoes, maar de CD’s, dat is een ander verhaal. Het is een trots bezit. Er is weinig wat ik zo ontspannen vindt als op een toegewijde manier te zoeken naar nieuwe muziek (op internet, bij vrienden), de CD te kopen of zelf te maken en vervolgens te gaan genieten van de nieuwe aanwinst. Moet ik dat nu allemaal overboord gooien? Ik zal u het antwoord geven: geenszins. Mensen hebben rituelen nodig, niet te verwarren met routines. We hebben allemaal regelmatig, dagelijks zelfs, een moment nodig waar we ons op kunnen verheugen. Een moment vrij van verplichtingen, oordelen of verwachtingen. Rituelen dus. Ze geven het leven structuur en bieden geborgenheid. Ieder mens heeft zijn eigen rituelen. ‘Plaatjes draaien’, ik doel dan op CD's, is één van mijn rituelen. Het geeft mij rust en dat blijf ik voorlopig dus gewoon doen.

We hadden onlangs een avond bij vriend R. en die is bijna rond met zijn HRA keten, NAS incluis. En, eerlijk is eerlijk, het klonk allemaal grandioos. Maar, er is altijd een maar, de cumulatieve waarde van R’s kassies overstijgt de mijne met vele duizenden en duizenden euro’s. Of ik dat mooie resultaat thuis ook kan boeken en de verschillen waar kan nemen is nog maar de vraag. Bovendien, ik word ook een dagje ouder. De hele hoge frequenties kan ik sowieso niet meer horen, zeg boven 13, 14 KHz. Hoe zit dat dan met de boventonen bijvoorbeeld? Harmonische boventonen zijn frequenties die een veelvoud van de grondtoon zijn en belangrijk voor de klankkleur van geluid. Vanaf de hoge grondtonen hoor je die dus helemaal niet meer. Bij een gehoortest van de Nationale Hoorstichting scoorde ik niet goed. Dat ook nog. Ik ben ook nog eens behoorlijk ongevoelig voor het registreren van ruimtelijkheid en diepte. Een aspect waar mijn vrienden bij elke installatie heel wat van vinden. Ze hanteren termen zoals een vinoloog zijn wijn beschrijft. Termen waarbij ik weinig tot niets ervaar. Een gebrek aan High End Audio training of wellicht toch een fysiologisch dingetje? 




Wat wel is, ik ben een ‘sucker’ voor klank en akoestiek. In mijn wereld is klank de totale indruk die muziek uit de luidsprekers op mij maakt in een specifieke ruimte. 'Micro-luisteren' is niet iets waar ik mij mee bezig houd. Termen als warm, droog, schel, vlak, dynamisch komen bij mij heel veel eerder boven drijven dan ruimte, lucht, diepte, plaatsing, detaillering, enzovoort. Een te zware en nadreunende bas, bijvoorbeeld, irriteert mij mateloos en is echt een knock-out criterium. Ik vind dat echt heel veel luidsprekers dreunen. Dat heeft vaak ook te maken met plaatsing en akoestiek. Dan heb ik ook nog eens de handicap dat ik overgevoelig ben voor midden-hoge tonen. Harde en scherpe vioolklanken, opera sopranen… daar word ik echt helemaal gek van. Het staat 100% garant voor hoofdpijn. Vreemd? Dat zal vast, maar het is een feit. Zo zijn er peperdure luidsprekers die pijn doen aan mijn oren. Ik ben wel eens weggelopen bij de luistersessie van de Magico Q7. Een paar kost € 125.000,- Het midden-tonen gebied geeft deze luidspreker voor mij echt veel te hard weer. Mijn luistermaten dachten dat ik gek geworden was. Maar als puntje bij paaltje komt ben ik de enige die kan bepalen wat ik als mooi of lelijk ervaar en wel of niet hoor. Nogmaals: ik ben mijn eigen 'benchmark' en dat geldt natuurlijk voor iedereen die naar muziek luistert.

Ook gewenning speelt een rol. Alles went. Na een luisteravondje bij vriend J. is het alsof ik thuis naar een transistorradio zit te luisteren. Na een dag of twee ben ik weer vertrouwd met het soundje thuis en weer helemaal heppie de peppie. Bovendien, we moeten ook realistisch zijn, we kunnen niet allemaal in een Rolls Royce rijden. De menselijke maat heeft namelijk ook met de grootte van onze bankrekening te maken.
  

En toen. Toen was er de Sonos Play:1… Een tijdje terug kocht mijn collega Jan twee van die apparaten. Een Play:1 is een kastje ter grootte van een kleine beschuitbus met ingebouwde versterker, een woofer(tje), tweetertje en ethernet- en WiFi aansluiting. Je sluit ze aan op het lichtnet en verbindt ze met internet (draadloos en WiFi). Je download de app en verbindt de kastjes via de app draadloos met elkaar. De akoestiek van de ruimte kun je ook met de app inregelen en dan ben je klaar. Via één van vele beschikbare streamingdiensten als Spotify, Tidal, Qobuz of een radiozender zoek je een muziekje op en spelen maar. Vanaf het begin was ik al onder de indruk van het prima geluid. Echt leuk voor dat geld. We luisteren, als het rustig is op kantoor, regelmatig wat pop, rock of lichte jazz op de achtergrond. Onlangs stond er een bak file en ik besloot wat later naar huis te gaan. Collega Jan ging alvast rijden en vroeg of ik de Sonos uit wilde doen. “Ik heb de app niet Jan”. “Kun je gewoon downloaden op je telefoon en dan vind je app ‘m gelijk”. Zo gezegd zo gedaan. Minuutje werk. Iedereen was weg en ik had mooi de tijd die Sonos’jes eens uit te proberen. 




Tientallen streaming diensten zijn voorbereid in de Play 1:, dus je kunt gelijk naar Spotify, bijvoorbeeld. Eerst maar eens een stukje Herbie Hancock. 'Butterfly'. Wauw, dat klonk echt goed. Tikkie veel bas. De equalizer opgezocht en de instellingen op mijn smaak afgestemd. 'Blue Maqams' van Anouar Brahem op ECM maar eens proberen. Allemachtig, ik kon niet geloven wat ik hoorde. Prachtig laag, warme sound en toch fris en gedetailleerd. Ik was totaal verbijsterd. Ik heb het album helemaal afgeluisterd en bleef zeer positief. Een setje kost € 350,- Ben ik nou gek? Nog eens diverse HiFi websites en gebruikersforums er op nagelezen.  Ik ben niet de enige, men is, zonder uitzondering, ‘blown away’ door het fenomenale geluid van dit apparaat. Bizar. Inmiddels is er ook de iets duurdere Play One met spraaksturing. Uiteraard is dit geen High End audio, maar een meer dan acceptabele manier om prima streaming HiFi voor een habbekrats in huis te halen.

ENKELE OVERWEGINGEN

High expectations
Wat verwachten we eigenlijk van onze muziek, onze muziekinstallaties en de bronnen die we daarvoor gebruiken? Als het goed is willen we gewoon genieten van muziek, dat is een 'no brainer'. Ja, het is waar, met een mooie installatie geniet je nóg meer van je LP's, CD's of streams. Maar de zoektocht naar het perfecte geluid is een lastige aangelegenheid. Het is namelijk maar net de vraag waar jij als individu naar op zoek bent. De oorsprong is natuurlijk de studio, maar daar worden de opnamen al volledig bewerkt. Equalizing, compressie, reverb, mixen, noem het maar op. De sound engineer/mixer houdt al rekening met de verwachte doelgroep en mixt af op smartphone (oortjes), auto, HiFi, stream, doelgroep, enzovoort. Zelfs het door liefhebbers als heilig verklaarde ECM gebruikt zijn standaard bewerkingsprotocol om hun typische sound te krijgen. Lexicon reverb (digitaal gemaakte nagalm), geen of minimale compressie, tikkie hoog in de EQ en klaar. Daarnaast is een vaste range van studio apparatuur essentieel voor hun sound: Harrison, ProTools, Dynaudio, Bowers & Wilkins, Dynaudio, AKG, Crown, Neumann, Shure, Sennheiser enzovoort. Een neveneffect van al die bewerking is dat er bits zoek raken. Met upsampling en ander trucage wordt een en ander weer opgeblazen naar CD of HRA formaat. Hieronder een 128 mbps MP3 van Soft Machine van hun live album 'Grides' die ik jaren geleden heb gedownload. Ik heb de download geconverteerd (een soort upscaling) naar Apple Lossless. Vergelijk de data maar. Een gebrande CD van deze conversie lijkt alle gegevens te hebben zoals elke andere, maar waarom klinkt alles zo 'vlak'...? 



Zo zie je maar, in de studio hoef je niet te zijn voor de norm. Nabewerking is aan de orde van de dag'. Soms zou je het zelfs manipulatie kunnen noemen. Daar gaat je mooie dynamisch bereik en frequentiekarakteristiek. Bovendien, wanneer bent u voor het laatst bij een live opname in een studio geweest? 


Als ik voor mijzelf mag spreken vind ik home audio die de live beleving van een concertzaal, met goede akoestiek uiteraard, het dichtst benadert, de norm. Ik haalde al eerder de Marcus Miller Live in Leverkusen Youtube stream aan. Het is het meest realistische geluid wat ik ooit uit mijn luidsprekers heb gehoord. Het schijnt een soundboard opname te zijn. Dus zo van de mixing console via 'rec out' zonder verdere nabewerking vastgelegd. Marcus Miller is een voorbeeld van elektronisch versterkte live muziek, maar mijn norm geldt natuurlijk ook voor onversterkte akoestische muziek, van solo zanger tot symfonieorkest. Het probleem is dat we deze onverbloemde sound zelden of nooit gaan horen van een officiële CD of HRA download of stream. Er wordt bijna altijd mee gerommeld om de doelgroepen te bedienen. Het is niet anders. Ik heb overigens zelf geen enkele moeite met nabewerking, als het doel maar blijft om een zo mooi mogelijk product te maken. Dan komen we weer terug bij ECM en dergelijke labels. Dan maar wat minder bits 😉

Early adopters
Gelukkig zijn er altijd ‘early adopters’. Dat zijn mensen die graag het nieuwste van het nieuwste willen hebben én vaak ook het beste van het beste. Zonder hen reden we nog met paard- en wagen. Als zij niet zouden investeren in dure nieuwe uitvindingen zouden die nooit voor eenvoudige broodstompers, zoals ik, betaalbaar kunnen worden. Ik prijs mij gelukkig dat ik een paar van die vroege kopers in mijn vriendenkring heb met wat dubbeltjes tussen de centen. Het biedt mij, ons, de mogelijkheid om van tijd tot tijd te genieten van de gezelligheid en hun gastvrijheid en mee te luisteren naar het (aller)beste wat je kunt bedenken op het gebied van audioweergave. Waarvoor bij deze mijn oprechte dank!



De muziekindustrie

Wat ik mij verder eigenlijk nog afvraag is hoe de muziekindustrie met streaming technologie omgaat en zal gaan. Een 'album' produceren kost natuurlijk veel geld en je wilt als producer, orkest, band, koor of muzikant die kosten minimaal terug verdienen. Als mensen alleen maar af en toe een nummer of een hitje van het album streamen dan gaat het verdienmodel de mist in, lijkt mij. Maar misschien heb ik het mis en zijn daar inmiddels goede oplossingen voor bedacht. Daarnaast denk ik dat artiesten een album, een CD eigenlijk, ook als hun muzikale visitekaartje zien, hun gebundelde artistieke 'footprint'. Of commerciële footprint, dat mag natuurlijk ook. Denk maar eens aan albums die in de afgelopen 60 tot 70 jaar het gezicht van muziek of, zelfs een heel tijdsbeeld hebben beïnvloed. Ik hoop niet dat dat voorbij zal gaan, want die gedachte maakt mij wel een beetje verdrietig.




TEN SLOTTE
Streaming  audio en High Resolution Audio hebben de toekomst, daar is geen twijfelen aan. HRA is geen marketing gimmick, maar bestaande en degelijke technologie die geleidelijk beschikbaar komt voor de gewone consument. Die gewone consument zal van de hele materie overigens geen seconde wakker liggen. Die hoort het verschil sowieso niet. Maar komen doet het. Samsung test in Zuid-Korea op dit moment met een 5G netwerk (mobiel breedband) met snelheden van 10 Gbit per seconde. Dat is honderden keren sneller dan ons 4G internet. In Nederland moeten we nog even wachten. Maar als het zo ver is, dan kun je gewoon via je abonnement op een mobiele telefoon HD films bekijken en, uiteraard, HRA luisteren en streamen. De nieuwste iPhone 10 heeft inmiddels het fotografisch niveau van een spiegelreflex camera bereikt. Over een paar jaar evenaart de mobiele DAC die van een goeie HiFi. Let maar op. Ik wacht wellicht tot die tijd. En wat nu? Ik ga maar eens lekker een (CD-) plaatje draaien.