Het geheugen kan rare trucs met een mens uithalen. Soms kunnen herinneringen in de loop der jaren geleidelijk een andere gedaante aannemen. Zo kreeg ik van mijn nicht Annet een mailtje dat de anekdote over mijn oom Ad en het speelgoedeendje ten tijde van zijn militaire keuring niet klopte. Zie mijn blog van 27 juni jl. Ik had het verhaal ooit meegekregen van mijn moeder, de zus van oom Ad. Door de mist van de tijd heeft de herinnering het verhaal blijkbaar volledig gemuteerd. Hoe het wél was gegaan heeft mijn nicht opgeschreven. Ik citeer haar onderaan dit blog.
Nu het zo aan de orde komt is het wel leuk en eervol om wat regels aan mijn oom Ad te wijden. Ad Roskam was de middelste van drie kinderen. Mijn oom Huib was de jongste en Pieta, mijn moeder, de oudste. Van mijn moeder begreep ik dat Ad altijd al een authentieke en kunstzinnige jongen was. Zo liep hij regelmatig rond met met een lange kuif en een cape. Ad bleek creatieve talenten en ambities te hebben en wilde graag naar de kunstacademie. Met een stapel tekeningen rijdt hij, middenin in de oorlog, op een fiets met houten banden naar de academie in Den Haag. Men is zeer onder de indruk van zijn werk en in 1944, hij is dan vijftien jaar, wordt hij toegelaten. Waarschijnlijk hun jongste student ooit. Ad studeert af bij de academie in 1949. Hij werkt daarna onder andere als leraar tekenen aan de Grafische School in Amsterdam en in 1957 wordt hij benoemd tot docent reclametekenen aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. In 1975 overlijdt Ad, veel te vroeg, aan de gevolgen van een agressieve vorm van Multiple Sclerose.
Mijn persoonlijke herinneringen aan oom Ad stammen vooral uit de tijd dat ik zelf nog een kind was die ook heel graag tekende. Ik vond het werk van mijn oom als klein ventje al prachtig. Vooral de bijna abstracte en geometrische interpretaties van de Nederlandse polder- en cultuurlandschappen spraken mij zeer aan.
Als we op bezoek gingen bij oom Ad, zijn vrouw Henny en dochter Annet, was ik in de eerste plaats onder de indruk hoe liefdevol mijn tante zorgde voor haar zieke man. Dat moet ontzettend zwaar zijn geweest, voor hen alle drie trouwens. Daar kan een mens zich bijna niets bij voorstellen. Ik nam ook altijd tekeningen mee voor oom Ad. Ter beoordeling. Ik herinner mij dan dat hij, na ons eerste kopje koffie of glas limonade zei: “Zo, laat maar eens zien wat je bij je hebt”, wijzend op mijn stapel tekeningen. Hij prees mijn werk altijd de hemel in. Ik was dan zo trots als een pauw, want ik had hem hoog zitten als mens én als kunstenaar.
Mijn nicht Annet heeft een website aan haar vader gewijd: Adam Roskam
Zij heeft ook een schitterend en fascinerend boek geschreven over het leven en werk van haar vader: ‘Adam Roskam – polderjongen in een verdwijnend landschap’. Goed geschreven en fraai geïllustreerd. Een boeiend boek voor iedereen die oprechte interesse heeft in het leven en werk van een zeer authentieke kunstenaar die helaas toch een beetje in de vergetelheid is geraakt.
Ad Roskam’s kunstuitingen zijn in mijn ogen volledig uniek en onderscheidend. Het is eigenlijk hoog tijd dat zijn werk de aandacht krijgt die het altijd al verdiend heeft. Ik fiets elke avond door ‘zijn’ landschappen, die er gelukkig nog steeds zijn, en denk dan nog regelmatig aan hem.
Dit is de rectificatie van mijn nicht Annet:
“… Hij werd opgeroepen en zijn vrienden uit de kunstenaarswereld aasden allemaal op S5. Maar hij niet. S5 kon namelijk altijd aan je broek blijven kleven, zeker als je een baan bij de (semi)overheid zou willen. En het kunstonderwijs leek hem wel wat. En hij had een voorbeeld gezien van een vriend van hem, die geestelijke instabiliteit fakete. Hij werd niet geloofd, en dus een paar weken in een psychiatrische inrichting opgenomen om te zien of het echt was. Het scheelde niet veel, of hij was daar echt doorgedraaid.
Mijn vader was dus niet uit op S5 en heeft dat ook niet gekregen. Toen hij werd opgeroepen heeft hij een gedichtenbundel in zijn achterzak gestopt ‘dichters van nu’, heette het. Het waren gedichten van dichters die in die tijd als communistenvriendelijk werden bestempeld. Alle opgeroepenen moesten in een zaal komen. Hij ging bewust vooraan zitten. De dichtbundel goed in het zicht. Toen er een hoge ome binnenkwam werd iedereen gemaand om op te staan. Ad bleef echter zitten in het volle zicht van de hoge ome (generaal, kolonel, geen idee). Die liep naar hem toe en maakte een gebaar dat hij moest opstaan. Mijn vader schudde van nee. ‘Ik sta voor niemand op’. Er volgde een gesprek waarin de gedichtenbundel ter sprake kwam en de vraag wat hij vond van het communisme. Mijn vader was absoluut geen communist, maar gaf bij deze gelegenheid te kennen het communisme een warm hart toe te dragen. Waren het niet vooral de communisten die in het verzet hadden gezeten? Nou dan. In de jaren vijftig stond men zeer huiverig ten opzichte van het communisme, zeker in het leger. Men was er dan ook snel van overtuigd dat ze Ad beter kwijt dan rijk konden zijn. En hij werd heengezonden. Zonder S5.”