Netflix, ik ben er helemaal weg van. Televisiekijken is iets wat ik sowieso ontzettend graag doe. Dat begon al met ‘Tante Hannie’ en de liefhebberij loopt tot en met de dag van vandaag door. Tante Hannie, Hannie Lips, was de eerste omroepster die voor de KRO op woensdagmiddag kinderprogramma’s aankondigde. Na afloop zwaaide ze met beide handen voor haar gezicht de kijkertjes gedag, bij wijze van afscheid. Dat deed ze tussen 1958 en 1966, voor zover ik kan nagaan. Niet iedereen van mijn generatie kent Tante Hannie, want in die jaren was een televisietoestel zeker nog geen gemeengoed. Wij woonden boven mijn oma die redelijk in de slappe was zat en die had er al een. Woensdagmiddag zat er dan ook een hele schare buurtkindertjes bij haar zich te vergapen aan het nieuwe wonder uit Eindhoven.
Die liefde voor het beeldscherm is bij mij nooit meer overgegaan. In mijn geval naast televisie ook nog eens het computerscherm. Het is ook wel een familiedingetje denk ik. Mijn moeder heeft, ondanks stevige lichamelijke ongemakken op latere leeftijd, tot bijna haar laatste adem met passie naar de beeldbuis gekeken. Ze zat haar hele leven boven op de actualiteit. Twee dagelijkse kranten én de televisie was haar ‘window on the world’. Het maakte haar een vrouw die tot het einde heel goed wist wat er in de wereld aan de hand was. De televisie maakte haar laatste jaren bovendien draaglijk. Ook mijn vrouw J. en zoon Stijn hebben dezelfde passie. Tijdens een sollicitatie, toen haar naar haar hobby’s werd gevraagd, heeft J. ooit eens geantwoord,: “Televisie kijken”. De volgende vraag was: "Wat kijk je dan zoal?" "Alles" was haar antwoord. Juist die ontwapenende en eerlijke antwoorden waren mede de reden dat ze de baan kreeg! Het uitvallen van internet en dus ook het televisiesignaal, is in ons gezin niet minder dan een regelrechte catastrofe, een rampspoed van de eerste orde.
Sinds de komst van meerdere ‘netten’ en, daarna, de kabeltelevisie is voor mij de uitspraak ‘er is niets op TV vanavond’ echt de meest onbegrijpelijke combinatie van woorden die ik ken. Daarbij klop ik mijzelf en familieleden op de borst want wij zijn zeer breed georiënteerde en geïnteresseerde mensen en dan is er, met 100+ kanalen, altijd wat te zien op de televisie. Niet dat men per se televisie moet kijken, maar, enfin, mijn punt is wel duidelijk. Sinds een tijdje is Netflix wereldwijd uitgerold en dat verschoof in korte tijd het televisielandschap van live naar ‘on demand’. J. gaat meestal eerder naar bed en dan heb ik nog uurtje ‘voor mijzelf’. In het verleden keek ik dan naar een praatprogramma of iets dergelijks. Maar met de komst van Netflix moest ik keuzes gaan maken. Het betekende kiezen tussen een goeie serie of de actualiteit, om het maar even zwart-wit te benoemen. Het bleek lastig, maar ik heb inmiddels wel een redelijke mix gevonden. ‘Netflixen’ is voor mij een baken geworden. Een moment om de dag af te ronden met aansluitend een rustig muziekje. Het filmaanbod op Netflix is enorm, maar de kwaliteit is erg wisselend. Mijn voorkeur hebben de series. Binge watchen houd ik niet van; ik wil graag een serie uitsmeren over een paar weken. Dan heb ik elke dag iets om naar uit te kijken. Ik heb al vele tientallen series gekeken waarvan sommige echt fantastisch waren. Te veel om op te noemen. Overigens is voor mij Netflixen een werkwoord geworden want ook Videoland, Amazon en dergelijke diensten vallen wat mij betreft onder het begrip.
Onlangs ben ik op Netflix begonnen aan ‘Dead to Me’. Een luchtige serie vol zwarte humor en briljante cliffhangers. De hoofdrol wordt gespeeld door Christina Applegate, bekend geworden als de sexy en ongelofelijk domme Kelly Bundy. Kelly was de dochter van Al Bundy uit de sitcom ‘Married with Children’. Maar dat is alweer een paar decennia geleden. Christina is inmiddels van middelbare leeftijd en speelt een vrouw die onlangs haar man is verloren. ‘Dead to me’ speelt én is opgenomen in Laguna Beach. Laguna Beach is een kustplaats ten zuiden van Los Angeles. Geloof het of niet, maar daar heb ik ‘gewoond’ en heb er mooie en bijzondere herinneringen aan. Met het kijken naar de serie kwamen die herinneringen weer boven drijven en ik kreeg aandrang ze op te schrijven.
Al meerdere malen heb ik hier mijn eerste grote reis buiten Europa met vrienden R. en H. gememoreerd. In december jl. nog. Medio september 1980 vlogen we met een Boeing 747 van Transamerica naar L.A., huurden daar een auto en verkenden in vier weken tijd een groot deel van de westelijke staten. Een epische roadtrip die ons de rest van ons leven bij zou blijven. Kerouac’s ‘On the Road’ was juist een hit in onze vriendenkring en de onderneming was dus zeer adequaat gepland.
De oorspronkelijke planning was dat na die vier weken H. weer naar huis vloog om weer bij de baas aan de slag te gaan. R. en ik bleven nog twee weken langer. Ik kan mij absoluut niet meer herinneren wat wij ons eigenlijk hadden voorgesteld om in die twee weken te gaan doen…
Op 11 oktober reden we het laatste grote stuk van onze roadtrip. Van de Grand Canyon via Flagstaff en Barstow naar L.A. De rit voerde van de hoogvlakte van Arizona door de Mojave woestijn. Vanwege de airco in de auto hadden we niet in de gaten dat het buiten steeds heter werd. Bij een tankbeurt sloegen we zowat tegen de vlakte toen we uitstapten. Het kwik ging al aardig richting de 40 graden. Bij de Grand Canyon was het die ochtend maar een paar graden boven nul! We kwamen in de woestijn ook nog in een ‘rain storm’ terecht. Dat zijn bijna uit het niets opkomende zware regen- en hagelbuien die zogenaamde ‘flash floods’ kunnen veroorzaken. Omdat de bodem droog en hard als beton is stroomt het water slecht weg. Langs wegen kunnen zich in no time aan weerskanten van de weg meren vormen. Die kunnen overlopen en eventuele voertuigen zelfs meeslepen. ‘Flash flooding is nature’s number one killer. Never try to cross a flooded roadway or walk through floodwaters’ lees ik nu op de website van het ‘Arizona Emergency Information Network’. We hadden de auto aan de kant gezet omdat we bang waren dat de voorruit zou bezwijken door de enorme hagelstenen. Dat was nu net niet de bedoeling. Wisten wij veel. Maar het liep allemaal goed af.
Op 11 oktober reden we het laatste grote stuk van onze roadtrip. Van de Grand Canyon via Flagstaff en Barstow naar L.A. De rit voerde van de hoogvlakte van Arizona door de Mojave woestijn. Vanwege de airco in de auto hadden we niet in de gaten dat het buiten steeds heter werd. Bij een tankbeurt sloegen we zowat tegen de vlakte toen we uitstapten. Het kwik ging al aardig richting de 40 graden. Bij de Grand Canyon was het die ochtend maar een paar graden boven nul! We kwamen in de woestijn ook nog in een ‘rain storm’ terecht. Dat zijn bijna uit het niets opkomende zware regen- en hagelbuien die zogenaamde ‘flash floods’ kunnen veroorzaken. Omdat de bodem droog en hard als beton is stroomt het water slecht weg. Langs wegen kunnen zich in no time aan weerskanten van de weg meren vormen. Die kunnen overlopen en eventuele voertuigen zelfs meeslepen. ‘Flash flooding is nature’s number one killer. Never try to cross a flooded roadway or walk through floodwaters’ lees ik nu op de website van het ‘Arizona Emergency Information Network’. We hadden de auto aan de kant gezet omdat we bang waren dat de voorruit zou bezwijken door de enorme hagelstenen. Dat was nu net niet de bedoeling. Wisten wij veel. Maar het liep allemaal goed af.
We kwamen via Los Angeles uiteindelijk op Highway 1 en reden langs de kust op zoek naar een motel. Ik lees in mijn dagboekje dat we in Laguna Beach aan de politie gevraagd hadden of er ergens goedkoop onderdak was te vinden. Dat konden we blijkbaar vergeten volgens de ‘kit’. Maar we vonden toch wat we zochten: Hamilton House Motor Lodge, 1435 North West Boulevard, een onderdeel van Highway 1. Voor het luttele bedrag van $27 per dag voor ons drieën hadden we een werelddeal. Genoeg slaapruimte én een keuken. We zaten geramd. De lodge bestond uit drie parallel geplaatste gebouwen met ieder één verdieping en een rood pannendak. Wij kregen onze woonruimte in het laatste gebouwtje, het dichtst bij de oceaan. Leuke plek. Je kon er zo naar het strand lopen en we beschouwden het als een lot uit de loterij.
De eerste twee dagen was H. nog bij ons en we vermaakten ons prima met naar het strand gaan, zwemmen, Mexican fast food eten, het plaatsje verkennen en, uiteraard, ’s avonds een biertje drinken. Dat laatste leek heel vanzelfsprekend voor drie gasten van 23 jaar, maar een gewone bar bleek lastig te vinden. Uiteindelijk vonden we er een. Lange bar, pooltafels, blauw van de rook en bevolkt door grote kerels met dikke buiken en enorme baarden. Beetje ruig volk eigenlijk wel. De Harley’s voor de deur waren natuurlijk wel een hint naar de aard van de clientèle. Wij waren waarschijnlijk net zo oud als die mannen met baarden maar werden, waarschijnlijk vanwege onze schriele Europese voorkomens, zeer argwanend bekeken. “What the fuck are these kids doing here?” zag je ze denken. We moesten onze ID’s laten zien om te bewijzen dat we 18 jaar of ouder waren voordat we ons biertje kregen. We waren er snel weer weg want we voelden ons misplaatst. Dan maar onze ‘Coors’ in ons appartement opdrinken. Coors is een licht biertje wat ik erg lekker vond, ‘brewed from pure Rocky Mountain springwater’.
Na twee dagen brachten we H. weg naar het vliegveld in L.A., leverden onze auto in en namen de bus weer terug naar Laguna Beach. Al die weken waren we behoorlijk geïsoleerd geweest, ons bezoek aan San Francisco uitgezonderd. We hadden wekenlang gereden door de mooiste en meest verlate landschappen op de planeet. Vaak kon je uren rijden zonder een plaats van betekenis tegen te komen of zelfs een benzinestation. Social distancing avant la lettre. Onze rit terug naar ‘huis’ was dus wel weer even wennen. Van de luchthaven van Los Angeles met de Greyhound bus naar Laguna Beach voerde ons ook langs de achterkant van het rijkste land van de wereld. Met name het busstation van Long Beach was een schrijnende verzameling van gruizige randfiguren en dakloze bejaarden die in afvalbakken aan het graaien waren. Dit is 40 jaar geleden en sinds die tijd zijn de verschillen in dit land vele malen groter geworden. Schandalig.
Los Angeles is een grote en uitgestrekte stad. Dat is wel bekend bij de meeste mensen. Maar de cijfers geven daar wat context bij. Om een idee te geven: onze busrit van de luchthaven, midden in L.A., naar het motel in Laguna Beach was er een van 90 kilometer. Laguna beach ligt precies op de grens van Orange- en Los Angeles County. De Los Angeles agglomeratie heeft een oppervlak die bijna gelijk is aan 1/3 van die van Nederland. Onderstaande kaart geeft een gebied weer van ongeveer 180 kilometer van oost naar west.
Teruggekomen in onze ‘Lodge’ was het opeens toch wel stil zonder H. De interactie was opeens anders en we moesten het nu met zijn tweeën rooien. Dat ging feilloos. We hadden cassetterecorders bij ons, wat boeken gekocht en er was 24/7 televisie op eindeloos veel zenders. Voor ons een nieuw fenomeen, maar we waren er al snel achter dat het aanbod bagger was. Veel lokaal nieuws en onvoorstelbaar veel reclame van de plaatselijke ondernemers. We keken wel eens een serie of een film, maar we vermaakten ons vooral op en langs het strand en met rondslenteren door het stadje. Heel veel anders zat er niet in… We hadden namelijk een probleem: ons geld was op.
Het jaar 1980 is voor mensen van mijn generatie natuurlijk best lang geleden, maar de herinneringen overbruggen zo’n periode alsof het gisteren was. Voor jongeren is dat natuurlijk heel anders en voelt 1980 als een jaar uit de geschiedenisboekjes en dat is ook wel terecht denk ik. Vooral technologisch gezien. De meeste bedrijven hadden nog geen computers en thuis was zo’n apparaat ondenkbaar. Voor het grote publiek lieten internet en mobiele telefoons nog tien tot vijftien jaar op zich wachten. Wat geld opnemen en betalen betreft, dat ging met papier en munten. Niks geen virtueel gedoe of ‘tikkies’. De eerste geldautomaten bestonden al wel in de Verenigde Staten, maar pas vanaf medio jaren tachtig werden die geleidelijk gemeengoed. Trouwens, bankpasjes met een magneetstrip hadden we in Nederland pas vanaf 1990. Ons geld was echt bijna op en hoe kregen we die harde fysieke centen in handen vanaf de andere kant van de wereld?
We waren niet helemaal stom natuurlijk en hadden de financiële situatie wel aan zien komen. We hadden American Express Travellers cheques bij ons, maar die raakten eerder op dan verwacht. Het enige wat we konden doen is naar huis bellen en één van onze ouders te vragen om wat geld over te maken naar een bank in Laguna Beach. Dat was geen probleem want bij de ingang van ons motel stond een telefooncel. Ik belde mijn moeder, leuk om haar te spreken, en legde onze situatie uit. Geen probleem, ze ging het regelen. We hadden een bedrag berekend wat we nodig hadden en ze zou het over laten maken naar het filiaal van de 'Bank Of America’ in Laguna Beach, dat hadden we al besproken aldaar. Hoe dat technisch ging weet ik niet meer. Met de telex ofzo. Het was gelukkig in gang gezet, alleen een beetje laat want een ‘transfer’ zou zo maar eens meerdere dagen kunnen duren…
Ik lees in mijn dagboekje dat we op 15 oktober ons laatste geld uitgaven. Het is de dag van R.’s verjaardag. Hij wordt 24 en een lege portemonnee is zijn cadeau, haha. Bij wijze van traktatie maakt hij ons laatste echte avondeten, ‘Chow Ming’. De volgende dagen wordt het geleidelijk steeds kariger. Het dieet, lees ik, bestaat uit brood, pindakaas, rijst, eieren en bier. We zijn veel buiten en leggen mijlen af langs het strand en de 'main drag' om in de etalages van kunstgaleries en autodealers te kijken. Je moet wat tenslotte. Op de 17e hebben we nog $1,09 in kas, 15.000 kilometer van huis. Elke ochtend en middag lopen we langs onze ‘vriendinnen’ van de bank om te vragen of het geld al was ‘getransferred’. Ze kenden ons al snel, en bij elke eerste stap in het filiaal kijken ze ons steeds hoofdschuddend aan. ‘Not arrived’. De ‘landlady’ moeten we ook steeds aan het lijntje houden. We hadden een voorschot betaald op de twee weken die we daar zouden wonen en de rest betalen na ontvangst uit Nederland. Ze blijft er maar om zeuren. Volgens mijn herinnering heeft R. dat opgelost door haar even duidelijk te ‘onderhouden’. Dat is een ander woord voor: “Je moet niet lopen zeiken, je centen komen er echt wel aan, b**ch”.
Laguna Beach heeft een mooi mediterraan klimaat. Het is eigenlijk het hele jaar zacht en aangenaam. In januari is de gemiddelde dagtemperatuur 20 graden en in augustus 27 graden. De wintermaanden hebben wat neerslag maar voor de rest van het jaar schijnt de zon grotendeels uitbundig. De nabijheid van de oceaan zorgt bovendien voor een aangename en frisse atmosfeer. Dat is wel even anders een stukje naar het noorden. Elke middag zagen we vanuit L.A. een donkerbruine deken van smog over de zee drijven. Het schijnt in al die jaren niet veel beter te zijn geworden, ondanks de toename van elektrische voertuigen en nieuwe technologieën. Maar in april dit jaar had de ‘City of Angels’, volgens IQAir, een Zwitsers ‘monitoring’ bedrijf voor luchtkwaliteit, op enig moment de schoonste lucht van alle grote steden ter wereld. Het bleken de effecten van de COVID-19 maatregelen. Maar dat ter zijde. Dankzij het mooie klimaat van Zuid-Californië, konden wij ons zonder geld en nauwelijks eten in ieder geval buiten prima vermaken. Mijn dagboek verhaalt van allerlei ontmoetingen op het strand met vogels van diverse pluimage. Erg leuk.
De generatie van onze ouders heeft de hongerwinter meegemaakt en de meesten, zeker die in de grote steden in het westen woonden, hebben ervaren wat honger is. Nou, wij weten dat sinds oktober 1980 ook. We waren inmiddels een paar dagen verder en ons dieet bestond de laatste paar dagen uit ieder een banaan, een appel en een klein bordje rijst met pindakaas. Dat was het voor de hele dag! Ik herinner mij dat ik gewoon letterlijk pijn in mijn maag begon te krijgen. We kregen steeds vaker visioenen van Taco’s, Burrito’s, French Fries en Ice Cream cones. Op 21 oktober lees ik ons ontbijt, het allerlaatste wat we hadden: ieder 1 sneetje geroosterd oud brood met jam, een kopje thee en water. Dat was het dan. Geen geld en geen eten. Helemaal niets. We barstten gewoon van de honger. We togen in de ochtend weer naar het bankfiliaal en begonnen ons nu toch serieus zorgen te maken. Nog steeds geen geld. Godverdegodver… wat moeten we nu? De landlady moest worden betaald en we moesten eten! In het begin waren we wat lacherig over de situatie, maar dat leuke was er inmiddels wel vanaf. We hadden honger! In de middag gingen we voor ons dagelijkse tweede bezoek naar de bank. We liepen door de draaideur de koelte van de bank in. ‘Onze’ dames vlogen op van achter hun counters met hun handen in de lucht: “It has arrived” riepen ze in koor. Allemachtig, dat was een ‘close call’. De lokale junk-Mexicaan, Tomasito’s, deed daarna zeer goede zaken. De firma Coors ook blijkbaar, want de volgende dag voelde ik mij zeer belabberd. Maar het gaf niet want we konden weer eten. Een vergelijkbare ervaring, maar dan zonder honger, heb ik ooit in Singapore gehad waar moederlief mij ook weer net op tijd uit de brand hielp.
Twee dagen na ontvangst van onze centen huurden we een Chevrolet Chevette (de Amerikaanse versie van een Opel Kadett) en reden via San Diego naar de grens met Mexico. Te voet staken we over en bezochten een dagje de grensstad Tijuana. Een groter contrast met Amerika was niet denkbaar. Een dagje in ‘TJ’ laat je tegenwoordig wel uit je hoofd. Tijuana werd in 2019 beschouwt als gevaarlijkste stad ter wereld met een aantal moorden van 138 per 100.000 inwoners als gevolg van de 'Mexican Drug War'. In Nederland is dat cijfer 0,8. Maar in 1980 was het een ongevaarlijk en leerzaam uitstapje. Het was voor ons de eerste keer in een, min of meer, derdewereldland. We waren vooral verbijsterd over de troep en de vieze markten met vlees en vliegen en degelijke. Maar het was goed om dat eens een keer te zien.
De nacht na ons bezoek aan Mexico herinner ik mij ook nog. De huurders naast ons bleken hobbyisten te zijn en dan heb ik het niet over postzegels verzamelen. Nee, ik bedoel bonken, flensen, fleppen, ketsen, kezen, kieren, naaien, vozen, wippen, palen, enzovoort. Want dat had het stel tot kunstvorm verheven en deden ze, godgloeiendegloeiende, bijna de hele nacht door. De dame bereikte haar hoogtepunt menigmaal die nacht en daar maakte ze geen geheim van. Men hoorde het in Keulen donderen zal ik het maar noemen. Maar we waren jong en konden tegen een stootje, net als de buurvrouw.
We vermaakten ons nog een paar dagen prima en op 28 oktober pakten we de Greyhound bus richting Los Angeles International Airport. We stopten nog in Long Beach om Frank Zappa LP’s af te halen. Hoe dat precies zat weet ik niet meer. Volgens mij hadden we ze daar eerder gekocht en afgesproken ze later op te halen. Dat weet R. nog wel denk ik. Het was 28 graden in de schaduw die dag in L.A. We vlogen via Chicago en hadden een stop in Bangor, Maine. We konden even naar buiten weet ik nog. Het was nat, donker en er lag sneeuw. Geloof het of niet, maar via de website van Wunderground kun je gewoon kijken wat de temperatuur was. Tot op het uur! Het was die nacht min 2,2 graden celsius. Om 11.15 uur arriveerden we in Amsterdam.
Hamilton House Motor Lodge bestaat nog steeds. Het heet nu anders: Crescent Bay Inn. Aan de buitenkant ziet het er nagenoeg net zo uit als in 1980, maar van binnen is het schitterend geworden. Zoals hier in Nederland de Van der Valk hotels zijn ingericht tegenwoordig. Dat beschouw ik als een groot compliment want die zijn tegenwoordig van topniveau. De prijzen van het motel zijn even wat anders dan in 1980, maar dan heb je ook wat. Het lijkt mij super om daar weer eens een nachtje te slapen. Kijk maar eens: Crescent Bay Inn
Ruim een maand nadat we thuis waren bracht Steely Dan haar album ‘Gaucho’ uit. De eerste song heet ‘Babylon Sisters’. Het gaat over een man die een zwoele autorit langs de Californische kust maakt in het gezelschap van dames van lichte zeden. De tekst van het lied dekt niet helemaal de lading van ons verblijf in Californië maar staat vol zinsneden die dat wel doen. Zoals hun album ‘Aja’ zal ‘Babylon Sisters’ voor mij altijd een, bijna melancholieke, associatie blijven met onze avonturen in het land van de onbegrensde mogelijkheden. Dus dat hoort ook bij dit verhaal. Hieronder een Youtube filmpje van Jamal Phillips, een rapper en muziekproducent. Hij heeft een hele rij filmpjes gemaakt waarbij hij onbevooroordeeld naar voor hem onbekende muziek luistert. Ik heb deze filmpjes al vaker bekeken. Ontzettend leuk en we zitten helemaal op één lijn. 'Babylon Sisters' is een meesterwerk van compositie, spel en productie en elke muzikant of producer pikt dat er direct uit. Ik vond dit leuker dan gewoon een linkje naar een stukje muziek.
Het was een fantastisch ervaring geweest en smaakte naar meer. Roadtrips met eigen vervoer door Europa heb ik daarna meerdere keren gemaakt, maar in de Verenigde Staten nooit meer. Voor J. en mij staat het voor volgend jaar op de planning. Maar we leven in onzekere en turbulente tijdens. Een roadtrip volgend jaar? Deo Volente zal ik maar zeggen.