De
collectie van de Hermitage in Sint-Petersburg omvat meer dan drie miljoen
kunstwerken en voorwerpen uit de wereldcultuur. Het bevat schilderijen,
grafische werken, sculpturen, werken van toegepaste kunst, archeologische
artefacten en numismatische objecten (geld, munten e.d.) Drie miljoen! Eén of
andere onnozele hals schrijft op een internetsite: ‘De uitgebreide collectie
kun je nooit op één dag gezien hebben’. Beste mevrouw of mijnheer, dat klopt,
maar de formulering is wel héél erg voorzichtig. Als een bezoeker slechts langs
alle objecten zou lopen, zonder te stoppen, zou deze een jaar nodig hebben. Een
Amerikaanse stagiaire kunstgeschiedenis heeft een paar jaar geleden berekend dat
als je alle artefacten van de Hermitage gedurende 1 minuut zou bekijken, de
klus 11 jaar zou duren. Overigens is slechts een klein
percentage van de verzameling tentoongesteld, de rest is opgeslagen.
In september 2002 hadden wij het buitengewoon grote genoegen om met een ‘bedrijfsuitje’ van J.’s werk een paar dagen Sint-Petersburg te bezoeken. Eén van de meest fascinerende tripjes die we ooit hebben gemaakt. Het voltallig personeel mét partner was uitgenodigd. Het geld klotste bij het bedrijf toen nog tegen de plinten. Dat zou helaas enkele jaren later veranderen… We maakten korte stops in Kopenhagen en Stockholm om vervolgens naar de Russische metropool te vliegen. Ons bezoek aan Sint-Petersburg was één groot hoogtepunt. Een bomvol programma met bezoeken aan kerken, paleizen, concerten, buitenverblijven, het kon niet op. Toevallig was ik op dat moment thuis zeer intensief bezig met het beluisteren van alle symfonieën van Shostakovich. De symfonieën vertellen alle een Russisch verhaal en de 7e Symfonie, ‘Leningrad’ konden we hier, als het ware, voelen en doorleven.
Bij aankomst was het vochtig en grauw en slechts zeven graden boven nul. De noordelijke ligging deed zich gelden. Het programma was, zoals gezegd, zeer vol maar ongelofelijk interessant. Ik had wat opgezien tegen het georganiseerde karakter van ons reisje maar dat bleek onterecht. We werden vijf dagen vermaakt, gefêteerd, getrakteerd en overal naar toe gereden zonder ons maar ergens over te bekommeren. Briljant vonden we het en we genoten van het begin tot het einde. In 2002 fotografeerde ik nog analoog en tot nu toe ben ik nog niet aan het scannen van de dia’s uit Sint-Petersburg toe gekomen. In deze blog heb ik dus een paar digitale plaatjes gebruikt die niet van mijn hand zijn maar van collega’s van J. De digitale ‘early adopters’.
Ons
hotel was het destijds fameuze ‘Pribaltiyskaya Sint-Petersburg’ met uitzicht
over de Botnische golf. Een monstrueus groot gebouw aan een straat die zo breed
was dat je de overkant nauwelijks kon zien in de dampige grijze atmosfeer.
Bizar. Binnen keek je je ogen uit aan alle luxe en wat er allemaal gaande was,
zoals een Joodse bruiloft of een ander luidruchtig feest. Het leek wel de set
van een film. Op de eerste avond stond onze bus klaar voor ons avondprogramma.
Ik was klaarblijkelijk iets eerder naar buiten gelopen om een sigaretje te
roken ofzo, want J. kwam wat later naar buiten. We waren aan de vroege kant en
J. adviseerde mij om even terug te gaan en op de lounge van de eerste
verdieping te gaan kijken. Ik keek haar nieuwsgierig aan. “Ga nou maar, je ziet
vanzelf wat ik bedoel”. Ik liep via de monumentale trap omhoog, langs de
receptie van de eerste verdieping en vervolgens naar de lounge met glazen pui
en uitzicht over de Botnische Golf. O ja, het was wel duidelijk wat ze
bedoelde: zo ver als het oog reikte waren de luxe lederen fauteuils en banken
gevuld met prostituees. Vele, vele tientallen. De een nog knapper dan de ander.
Wat hun outfits betrof was het duidelijk dat de dames vonden dat in beperking
de meester schuilt. Haha. In wat voor wereld waren we eigenlijk terecht
gekomen?
Een
onlosmakelijk onderdeel van een bezoek aan Sint Peterburg is natuurlijk de gang
naar de Hermitage. J. en ik vreesden er al een beetje voor… Op zaterdag 28
september stapten we in de bus met ons gezelschap en reden naar het grootste
museum van de wereld. Het was nog steeds grijs en miezerig weer. Het schijnt
dat je tegenwoordig uren moet wachten om het museum te kunnen betreden, maar
dat viel toen wel mee. Het is ook alweer 16 jaar geleden. Het toerisme is
inmiddels een plaag in sommige delen van de wereld en Sint-Petersburg zal geen
uitzondering vormen, vrees ik.
Onze
groep werd voor het museum ontvangen door een Nederlands sprekende gids. We
kregen een korte introductie over de historie van de Hermitage en dat onze
rondgang de hele ochtend in beslag zou nemen. Daarna begaven we ons in de rij naar
de ingang waarna we door onwaarschijnlijk prachtige zalen naar het eerste kunstwerk liepen. Het
hing in een eindeloos lange gang, vol met enorme schilderijen. Bij de eerste
stopte onze gids en begon haar verhaal over het schilderij. Dat duurde tien
minuten. Bij de tweede hetzelfde laken een pak. Ik werd al een beetje
ongedurig. Na een paar van die ellenlange verhalen keken we elkaar aan met een
blik van verstandhouding die maar een ding kon betekenen: ‘weg wezen hier’. We
manoeuvreerden ons naar de buitenkant van ons gezelschap en toen niemand keek gingen we er vandoor. Het was natuurlijk culturele blasfemie van de eerste orde. Ze
hadden ons eigenlijk voor het gerecht moeten slepen, maar we konden niet
anders. Desalniettemin, onze verkenning van de stad die ochtend bleek achteraf één van de hoogtepunten van de trip.
We
liepen vanuit de Hermitage de straat op. Wat een heerlijk en vrij gevoel. Hoe
geweldig comfortabel het reizen met de groep ook was, ik ken als geen ander de
sensatie van helemaal op jezelf in een vreemde wereldstad staan. Fantastisch.
Vreemd en vervreemdend bleek Sint-Petersburg al vanaf de eerste dag en hierbuiten,
tussen de ‘Leningers’, was dat niet anders.
Op
straat keken we onze ogen uit. Het verkeer was razend druk en een afwisseling van oude en
gammele bussen en trams, vieze oude Volga’s, rotte Lada’s en zwarte rook
brakende brommers. De wrakkige optocht werd afgewisseld met opvallend veel
glimmende BMW’s en Mercedessen. Maar ook Aston Martin’s, Lamborghini’s en andere
exoten. Op een kruising stopte er een geblindeerde Mercedes S-klasse. Ik bedoel
midden op de kruising. Een handjevol
vierkante bodyguards stapten uit en bleven naast de auto staan terwijl het
verkeer om hen heen raasde. Een onaanzienlijk menneke klom ook uit de auto,
liep naar een winkel op de hoek, kwam na vijf minuten terug, stapte weer
achterin en de Mercedes verdween weer in het verkeer. Op de hoek van de
kruising stond een politieauto waarvan de agenten het tafereel geen blik
waardig hadden gegund. Wegkijken heet dat eigenlijk.
Chique
winkels en modehuizen werden afgewisseld door shabby ‘winkeltjes van sinkel’ en
kiosken met Pravda’s, Vogue’s en de Russische versie van Playboy. De propvolle trottoirs
werden bevolkt door het winkelend publiek. Opvallend veel lelijke mannen in te lange leren jacks, oude moekes met
hoofddoekjes, bedelende zigeuners, luidruchtige jongelui, dronkaards, straatvegers én beeldschone
vrouwen op stiletto ‘heels’. Een parkje was volledig bezet door jongens en meisjes met ghettoblasters
en een zee van flessen wodka. Een allegorie van tegenstrijdigheden, dat was Sint-Petersburg en Rusland
in 2002.
Perestrojka
en Glasnost bleken in de jaren na de val van de muur en het communisme niet het
succes te hebben gebracht in de Russische federatie als gehoopt. Het was niet per
se de schuld van de idealist Gorbatsjov of drinkebroer Jeltsin, maar de
Russische staat bleek al snel onbestuurbaar als een op drift geraakte
olietanker op volle kracht. Corruptie vierde hoogtij en de ‘zekerheid’ die men
ten tijde van het communisme had was het volk ontnomen. Zelfs de
staatspensioenen bleken na 1989 waardeloos. Maar aan deze chaos zou in de
nabije toekomst geleidelijk een einde komen. Daar zou de zeer sterke
persoonlijkheid Vladimir Poetin voor gaan zorgen. Hij gaf de Russen haar
identiteit en trots terug. Maar zover was het in 2002 nog niet en in de grote
steden van Rusland heerste naast een gevoel van vrijheid ook wanorde en
wetteloosheid. Het was de mores van alledag geworden.
Tegen
lunchtijd gingen we eens bij onze groep kijken. Met glazige ogen liepen ze wat
verdwaasd rond, helemaal murw geluld, haha. Toen we een week of wat later foto’s
uitwisselden konden ze hun ogen niet geloven en realiseerden wat ze gemist
hadden, het échte Sint-Petersburg.
Tijdens
het schrijven van dit verhaal vroeg ik mij af of wij de enigen zijn die niet direct
staan te popelen om een museum te bezoeken. Google gaf mij snel een antwoord: reken
maar van yes. Wij blijken zéker niet de enigen en bevinden ons in gezelschap
van vogels van allerlei pluimage, tot en met kunsthistorici en journalisten aan
toe. Sommigen haten museumbezoek zo erg dat ze er hele blogs of
krantenartikelen aan hebben gewijd. Zo erg is het bij ons nou ook weer niet.
Alleen of samen hebben we vele tientallen musea bezocht, van San Francisco tot
Sydney (oostwaarts welteverstaan 😉). Er zaten echt hele mooie tussen zoals het onovertroffen
Swarovski museum in Wattens in Oostenrijk, het bizarre museum van Canova in
Possagno in Italië en, uiteraard, het Rijksmuseum. Ik denk dat ik er een blog
over vol kan schrijven, over de mooie maar ook over de dodelijk saaie musea. Afgezien
van de positieve voorbeelden, moet ik helaas bekennen dat wij allebei regelmatig zeer snel verveeld raken in een museum. We beginnen serieus en aandachtig
bij het eerste kunstwerk maar na een half uurtje zegt een van ons, bij wijze
van ‘running gag’, “Leuk” en loopt dan gelijk naar het volgende object en zegt
weer “Leuk” en zo verder. Niet kort daarna lopen we allebei in ijltempo
richting uitgang langs de museale prachtstukken simultaan roepend “Leuk, leuk,
leuk, leuk, leuk, leuk…”. Als we dan buiten staan slaken we een zucht van
verlichting. Het is gewoon niet helemaal ons dingetje.
Ik
bedacht mij dat waarschijnlijk de essentie van mijn (onze) weerstand om op reis
musea te bezoeken, ligt aan een ‘mismatch’ tussen binnen en buiten. Althans, in
veel gevallen. Je stapt uit een nieuwe en fascinerende omgeving die je net hebt
leren kennen en die je verwisselt voor een gebouw met allerlei artefacten die
vaak geen enkele associatie met de wereld buiten hebben. De schilderijen gaan
meestal nog wel, maar de vitrines met borden, schalen, bestek, munten, kleden
en aardewerk vormen een knarsend anachronisme met het tijdsbeeld en de dynamiek
buiten. Wij willen verkeer, mensen, winkels, gebouwen, uitzichten, restaurants,
parken, markten, pleinen, bussen, metro’s en geuren en kleuren ervaren. Als ik
er goed over nadenk is een museum gewoon iets voor thuis. Je eigen land en stad
ken je meestal wel aardig, toch? Dus wat beter dan een bezoek aan een museum in
eigen land?
Het
zal duidelijk zijn dat wij deur niet platlopen in de musea in ons lage
land bij de zee. Maar van tijd tot tijd 'doen' we er wel eens een. Als
ik een favoriet mag noemen dan is dat zeker het Rijksmuseum. Geen erg originele keus, want het behoort tot één van
’s werelds absolute topmuseums.
Uiteraard is het gebouw een prachtig monument
van bouwkunst, ontworpen door Pierre Cuypers, maar met de inhoud is ook niets
mis. Inmiddels ben ik (en J.) er toch wel een aantal keren geweest. Voor en na
de verbouwing. Waar ik sinds 2013 elke keer van moet watertanden zijn de
fenomenale wandschilderingen door Georg Sturm binnen en buiten op het gebouw. Sturm,
een Oostenrijkse kunstschilder, was een vriend van Cuypers en schilderde
enigszins in de stijl van de oude Nederlandse schoolplaten door Johan Herman
Isings. Sturm’s werk deed ons ook wat denken aan het werk van (Sir) Lourens
Alma Tadema. Ik kan echt genieten van de bijna stripachtige stijl, het realisme
en de perfecte techniek. Tijdens de ellenlange renovatie werd het werk van
Sturm gelukkig in ere hersteld. De tegeltableaus aan de buitenzijde zijn
vervaardigd door Villeroy & Boch, de pleepottenboer. Grappig.
In
2015 was de laatste keer dat we het Rijksmuseum bezochten. Het was om de ‘Late
Rembrandt’ tentoonstelling te bezoeken. Het was een avondopenstelling en dat
was een unieke ervaring. Ook hier verlieten we al zeer snel de meute die zich
met honderden voor allerlei pietepeuterige schilderijen en tekeningen van de
Hollandse meester verdrongen. ‘Die zien we later wel’, dachten wij en we
verdwenen met zijn tweeën het museum in, wat overigens gewoon was toegestaan.
Wie heeft er wel eens alleen of samen voor de Nachtwacht gestaan? Of het
Melkmeisje? Het was een buitengewoon indrukwekkende, bijna magische ervaring. Ik vroeg de suppoost of dit wel eens vaker was gebeurd. "Nee mijnheer, ik werk hier al vele jaren, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt".
Onlangs had J. twee vrijkaartjes gewonnen van de Postcodeloterij en deze week besloten we ze te verzilveren en onze nationale trots weer eens te bezoeken. We beperkten ons ditmaal tot de tuinen, de ‘Kwab’ tentoonstelling, de Eregalerij en de laatmiddeleeuwse schilders. Kwab? Ik geef toe, we hadden er nooit van gehoord.
Onlangs had J. twee vrijkaartjes gewonnen van de Postcodeloterij en deze week besloten we ze te verzilveren en onze nationale trots weer eens te bezoeken. We beperkten ons ditmaal tot de tuinen, de ‘Kwab’ tentoonstelling, de Eregalerij en de laatmiddeleeuwse schilders. Kwab? Ik geef toe, we hadden er nooit van gehoord.
De
tentoonstelling heet ‘Kwab. Dutch design in de eeuw van Rembrandt’. Kwab is een
lobbige stijl waarin allerlei gebruiksvoorwerpen en ornamenten werden
ontworpen. Het stamt uit de 17e eeuw en je kijkt echt je ogen uit.
Bizar dat deze amorfe kunst zou oud is, het lijkt niet te passen in dat
tijdsgewricht. Het bleek zeker de moeite waard. Ik verwijs verder naar de
website van het Rijksmuseum: https://www.rijksmuseum.nl/nl/kwab-tentoonstelling
Jaren
geleden waren we in het Mauritshuis. Mijn moeder leefde toen nog en wilde
dolgraag naar de tentoonstelling van de ‘Winterschilders’, winterse
landschappen door Nederlandse schilders uit de afgelopen eeuwen. Prachtige
tentoonstelling, maar ik werd vooral getroffen door een schilderij van
Rembrandt uit de vaste collectie. Het gaat om zijn laatste zelfportret uit
1669. Op een meter of twee afstand is het gewoon een mooi schilderij en typisch
voor Rembrandt. Maar naar mate je dichter en dichter bij het schilderij komt
verandert het werk in een schijnbare wanorde van ontelbare kleuren en vraag je
je af hoe iemand in vredesnaam dit heeft kunnen maken. Het lijkt bijna het werk
van een bezetene.
Het
was, voor zover ik mij kan herinneren, de eerste keer dat ik volkomen
gefascineerd en geraakt werd door een kunstwerk in een museum. Tijdens de Kwab
tentoonstelling gebeurde het mij voor de tweede keer. Het Rijksmuseum heeft
gekozen om, behalve de Kwab kunstwerken, tevens een groot aantal schilderijen
tentoon te stellen waarop de Kwab objecten zijn afgebeeld door schilders uit
die tijd. Leuk, dan krijgt het allemaal zo zijn context. In één van de zalen
stuitte ik op het werk ‘Vanitas-stilleven met zelfportret van de schilder,
1651, David Bailly’. Ik heb nog nooit zoiets gezien, wat een onwaarschijnlijk
schitterend schilderij. Wat een mysterie en wat een techniek.
Vanitas
is Latijn en betekent ijdelheid en leegheid. De uitdrukking 'IJdelheid der
ijdelheden, alles is ijdelheid' komt uit de bijbel. Er wordt gezinspeeld dat
het aardse leeg en onbetekenend is ten opzichte wat komen gaat, de dood en
de eeuwigheid. De titel van dit verhaal is de Latijnse vertaling van de uitdrukking.
In de 17e eeuw was Vanitas een thema in de kunst. De symbolen van
Vanitas werden op schilderijen weergegeven in de vorm van schedels, dovende
kaarsen, zeepbellen, enzovoort. Benadrukt werd dat onze tijd op dit ondermaanse
maar relatief was. Ik vind dergelijk abstract en conceptueel denken wel
bijzonder voor die tijd.
Bailly
doet er in zijn schilderij nog een schepje bovenop. Zijn Vanitas is tevens een
zelfportret en dateert van 1651. David is op dat moment 67 jaar oud. De persoon
die aan tafel zit is de kunstenaar als jongeman en hij houdt een schilderij
omhoog van zichzelf als oudere man van, neem ik aan, 67 jaar. Een bizarre truc
met de tijd die in werkelijkheid nooit heeft plaats kunnen vinden. ‘Mindf*ck’
avant la lettre. Het kunstwerk zit verder vol met Vanitas verwijzingen maar ook
met elementen als een vaag portret op de achtergrond, een kopie van Frans Hals’
luitspeler aan de muur en een dichtgevouwen briefje onderaan het schilderij.
Wat is de betekenis daarvan? Het schilderij is technisch, grotendeels, van zeer
hoog niveau. De afwerking van de achtergrond laat hier en daar te wensen over.
Dat is jammer, maar doet voor mij niets af aan de verpletterende indruk die het
werk op mij achterliet. Het is een onderdeel van de vaste collectie van de Lakenhal
in Leiden.
David Bailly, was de zoon van een Vlaamse immigrant en werkte en leefde in Leiden van 1584 tot zijn dood in 1657. Hij maakte studiereizen door Europa en werkte voor Duitse prinsen. Voor wie meer van hem wil weten is Wikipedia geduldig, maar op de website van het RKD vindt u alles. Het RKD is het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en is een van de belangrijkste documentatie- en onderzoeksinstellingen ter wereld. Hun website: https://rkd.nl/en/ Dit wist ik natuurlijk ook niet, maar weblogs schrijven is een leerzame bezigheid.
Hebben we een epiloog nodig? Een moraal? Misschien toch wel een beetje. Als kind en tiener tekende en schilderde ik er flink op los. Niet onverdienstelijk want veel lager dan een ‘9’ scoorde ik zelden met mijn werk op school. Ben ik dan een opschepper? Ik denk het niet, want zo was het. Ik werd door menig tekenleraar gemaand naar de Kunstacademie te gaan. Mijn ouders waren daar niet enthousiast over en zowel de ambitie als de vaardigheid is vervlogen in de tijd. Jammer. Mijn interesse in kunst en cultuur was er al vroeg. Ook die interesse werd sleets en werd geabsorbeerd door andere hobby’s en zaken zoals reizen, muziek, lezen, fotografie, het leven van alledag en, natuurlijk, dat verdomde werk. Dat is eigenlijk wel jammer, want, zo blijkt, ergens zit de fascinatie, met name voor schilder- en tekenkunst, nog wel ergens in mij. Moraal van het verhaal is dat wij toch eens wat vaker een museaal uitstapje moeten maken. Het is de moeite waard om mijn interesse van ooit weer eens wat nieuw leven in te blazen. En de reiziger naar verre oorden adviseer ik toch vooral de ‘straat’ niet te vergeten en niet al te veel tijd te verspillen tussen potten en pannen in vitrines. Ik bedoel het goed maar ik weet natuurlijk ook wel dat eenieder dat mooi voor zichzelf bepaalt. Hoe dan ook, ik wens iedereen veel wijsheid en plezier met zijn of haar keuze. O ja, als u ooit in Sint Petersburg bent en de kans krijgt, gewoon lekker een ochtendje in de Hermitage gaan kijken hoor. Zonder gids... 😃